
Een voor een ingekomen werknemer toegepaste excessieve vertrekvergoeding behoort niet tot het loonbegrip voor de pseudo-eindheffing, oordeelt het Hof Den Bosch.
Een lid van een Raad van bestuur is in december 2013 bij een onderneming in dienst getreden. Hij is aan te merken als een ingekomen werknemer en kwam tot zijn beëindiging van de dienstbetrekking, na zijn ontslag in april 2018, in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. Zijn werkgever past voor hem de regeling voor excessieve vertrekvergoedingen toe. Hierbij zijn de vergoedingen voor extraterritoriale kosten (eindheffingsbestanddelen) tot het loon gerekend. De inspecteur legt de werkgever hiervoor een naheffingsaanslag loonheffingen op.
In de bezwaarfase overlegt de werkgever een overzicht van alle individualiseerbare eindheffingsbestanddelen, waarin niet alleen de vergoedingen voor extraterritoriale kosten, maar ook overige vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen zijn opgenomen. Hof Den Bosch moet de vraag beantwoorden of de vergoedingen en verstrekkingen die niet onder de regulieren (eind) heffing vallen, tot het loon behoren in de zin van artikel 32bb Wet LB.
Vanaf de inwerkingtreding van de werkkostenregeling is loon, al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Daaronder wordt mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Voor zover sprake is van tegenwoordige arbeid, worden op grond van artikel 31, onderdeel f, Wet LB door de inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen aangemerkt als eindheffingsbestanddelen.
Grammaticale uitleg van het begrip loon
Waar de inspecteur strikt kijkt naar een grammaticale uitleg van het begrip loon, kan deze uitleg volgens het hof leiden tot de conclusie dat sinds de invoering van de werkkostenregeling ook de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen behoren tot het loon in de zin van artikel 32bb van de Wet LB. De werknemer vindt een wethistorische en wetssystematische uitleg van het loonbegrip beter passend. Dat leidt volgens hem tot de conclusie dat de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet behoren tot het loon in de zin van artikel 32bb van de Wet LB. Het hof geeft aan ook meer te voelen voor de uitleg van de werknemer.
Het hof benadrukt dat de werkkostenregeling is ingevoerd vanwege vereenvoudiging. Als de gerichte vrijstellingen en vergoedingen tot het loonbegrip zouden gaan behoren in het kader van de excessieve vertrekregeling, dan is dat eigenlijk in strijd met het doel van vereenvoudiging. Want dan zouden alsnog per werknemer de individualiseerbare eindheffingsbestanddelen moeten worden bijgehouden of achteraf moeten worden achterhaald.
Het hof overweegt dat bij de invoering van de pseudo-eindheffing over de vertrekvergoeding de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen al niet tot het loon in de zin van artikel 32bb van de Wet LB behoorden. Als deze wél tot het loonbegrip zouden moeten behoren dan had het voor de hand gelegen dat dit toentertijd zou zijn opgenomen in de regeling, zoals dat bijvoorbeeld wel is gebeurd met betrekking tot aandelenopties.
Gebruikelijkheidscriterium
Het hof geeft aan dat de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen kostenvergoedingen zijn. Ze mogen worden gezien als eindheffingsbestanddelen voor zover de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate groter is dan de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen die in voor het overige overeenkomstige omstandigheden in de regel worden aangewezen (gebruikelijkheidscriterium). Het moet dus gaan om een redelijke vergoeding van kosten, die feitelijk geen voordeel zouden moeten opleveren.
De hoogte van de kostenvergoedingen kunnen per jaar heel verschillend zijn, afhankelijk van omstandigheden die los staan van een aanstaand vertrek bij de werkgever, aldus het hof. Uit niets blijkt dat de wetgever bij de invoering van de werkkostenregeling een reden had om de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen alsnog tot het loon in de zin van artikel 32bb van de Wet LB te rekenen.
Op basis van deze punten komt het hof tot de conclusie dat de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loon behoren in de zin van artikel 32bb Wet LB.