De schadevergoeding die een man heeft ontvangen na zijn onrechtmatige verblijf in de gevangenis is terecht door een inspecteur belast in box 1.
De vergoeding is uitbetaald vanwege geleden inkomensverlies en dus ter vervanging van gederfd loon, oordeelt rechtbank Noord-Nederland.
Een man heeft in de periode juni 2005 tot en met september 2006 in de gevangenis doorgebracht. In beschikkingen van het Gerechtshof Den Haag worden hem een deel van de gevraagde schadevergoedingen toegekend wegens geleden immateriële en materiële schade die verband houdt met het onterechte voorarrest. Tot de schadevergoedingen behoort ook een vordering op de Staat die de man heeft in verband met de uit te keren schadevergoedingen. De beschikkingen van het hof Den Haag zijn op 14 juni 2013, op 20 december 2013 en op 23 september 2014 afgegeven.
De inspecteur legt navorderingsaanslagen op voor de jaren 2013 en 2014 voor wat betreft de hoogte van de ontvangen schadevergoedingen en vanwege het niet aangeven van de vordering van de schadevergoedingen in box 3.
Zoals afgestemd is op de zitting gaat rechtbank Noord-Nederland er bij de beoordeling van uit, dat de data waarop het gerechtshof Den Haag de beschikkingen over de schadevergoedingen heeft genomen ook de fiscaal relevante data zijn voor het (eventueel belast) in aanmerking nemen van de inkomsten in box 1, en de vorderingen in box 3. Oftewel het genietingsmoment is gelijk aan de data van de tussen- of eindbeschikkingen.
Schadevergoedingen onbelast vanwege blijvende arbeidsongeschiktheid?
De man vindt de correcties, die de schadevergoedingen betreffen in box 1, onterecht. Hij stelt dat de schadevergoedingen onbelast zijn doordat deze zijn toegekend wegens blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van de onrechtmatige detentie. De stelling van gerechtshof Den Haag, dat de schadevergoedingen zijn toegekend wegens inkomensderving, klopt volgens de man niet. Deze zijn volgens hem toegekend wegens vergoeding van een definitief verlies aan arbeidscapaciteit en niet wegens gederfde inkomsten.
Bij de correcties in box 3 beweert de man dat het op de peildata volstrekt onduidelijk was of en in hoeverre de vordering(en) kans van slagen zou(den) hebben en of er ooit wel daadwerkelijk een vergoeding zou volgen. Op de peildata had nog geen behandeling van de zaak betreffende de vorderingen plaatsgevonden. Wat betreft de correctie op de vorderingen was de man er altijd van uitgegaan dat er geen opbrengst meer voorzienbaar was. Pas in de loop van 2017 had hij vernomen dat hij een betaling van de Staat tegemoet kon zien. Daarom hoefde hij de vordering niet aan te geven.
Schadevergoedingen zijn ter vervanging van gederfd loon
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de schadevergoedingen terecht belast. Artikel 3.82, onderdeel a, ten eerste, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt namelijk dat wat wordt genoten ter vervanging van gederfd of te derven loon, ook tot het belastbaar loon behoort. Uit de omschrijvingen van de schadevergoedingen in de verzoekschriften van de man, de beschikkingen van het gerechtshof Den Haag en de inhoud van het deskundigenrapport leidt de rechtbank af, dat de schadevergoedingen allemaal zijn toegekend wegens geleden inkomensverlies gedurende de detentie, dus ter vervanging van gederfd loon als bedoeld in de wet.
De conclusie is dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014, zoals vastgesteld bij uitspraken op bezwaar, wat betreft de correcties in box 1 terecht en niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat er wat betreft de in geschil zijnde vorderingen op 1 januari 2013 en 1 januari 2014 een vermogensrecht bestond met een waarde in het economische verkeer.
De rechtbank constateert dat het gerechtshof Den Haag op 1 januari 2013 en 1 januari 2014 nog geen beslissing had genomen op de verzoeken om schadevergoeding van de man, met dien verstande dat de schadevergoedingen die in de loop van 2013 zijn toegekend, ook in dat jaar worden geacht door de man te zijn genoten. Daarom maken die uitkeringen geen onderdeel uit van de rendementsgrondslag per 1 januari 2014.
Geen vermogensrecht aangetoond op peildata
Op 1 januari 2013 en 1 januari 2014 stond verder nog niet vast of de man de gevraagde schadevergoedingen waarover het gerechtshof Den Haag nog moest beslissen, daadwerkelijk zou krijgen, en zo ja, hoe hoog deze dan zouden zijn. Op 1 januari 2013 lag er nog geen enkele beschikking. Hoewel gerechtshof Den Haag per beschikking van 20 december 2013 een deel van de gevraagde vorderingen heeft toegewezen was het op de peildata dus verre van zeker dat aan de man een (nadere) schadevergoeding zou worden toegekend. Sterker nog, uit het enerzijds toekennen van een deel in 2013 en het anderzijds aanwijzen van een deskundige zou een tamelijk hoge mate van onzekerheid kunnen worden afgeleid.
De conclusie van de rechtbank is dat er op 1 januari 2013 noch op 1 januari 2014 een vermogensrecht bestaat met een waarde in het economische verkeer. Dit betekent dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen ten onrechte een vordering op de Staat wegens schadevergoedingen in aanmerking heeft genomen. Dat heeft tot gevolg dat de rendementsgrondslag begrepen in de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en 2014 moet worden verlaagd.
Rechtbank Noord-Nederland, ECLI:NL:RBNNE:2024:768