De kosten die een belastingplichtige maakt om een executieveiling van een woning te voorkomen zijn niet aftrekbaar als kosten eigen woning omdat de kosten niet rechtstreeks verbonden zijn aan het aflossen van een geldlening, oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden.
In 2004 kopen een man en zijn echtgenote een woning voor een bedrag van € 1.015.000,-. De woning is gefinancierd uit de verkoopopbrengst van de vorige woning, een hypothecaire lening bij de bank en door verhoging van de rekening-courantschuld bij de BV van de echtgenote. Tussen de man en de BV van zijn echtgenote is een rekening-courant overeenkomst opgesteld waarin een rentepercentage van 4% is afgesproken. De kosten van de ingrijpende verbouwing van de woning zijn deels gefinancierd met de eigenwoningschuld bij de bank en de eigenwoningschuld bij de BV.
Naheffing in plaats van ambtshalve vermindering
In zijn aangifte IB/PVV over 2012 voert de man als aftrekbare kosten van de woning een bedrag van € 10.000,- op als kosten om een executieveiling te voorkomen. De eigen woning is in 2016 verkocht. De aanslag wordt conform de aangifte IB/PVV in 2015 opgelegd. In een brief van 17 januari 2017 verzoekt de man de inspecteur om ambtshalve vermindering van de aanslag en om een hoger bedrag aan eigenwoningrente aan te merken. In plaats van aan het verzoek tegemoet te komen wijst de inspecteur het verzoek af en legt een navorderingsaanslag op. Hij constateert dat hij bij het vaststellen van de aanslag de kosten ter voorkoming van de executieveiling geheel ten onrechte in aftrek heeft toegelaten.
Voor hof Arnhem-Leeuwarden de vraag of sprake is van een nieuw feit en of de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning aftrekbaar zijn .
De man stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit. Als reden voert hij aan dat de discussies over de belastingjaren vóór 2012 over de hoogte van de rekening-courantschuld gingen en de eigenwoningschuld bij de BV] daarvan deel uitmaakte. De Inspecteur heeft eigenlijk impliciet naar de eigenwoningrente van de BV gekeken.
Wel sprake van nieuw feit
De inspecteur geeft aan dat hij pas na het bekend worden met de inhoud van het verzoek zich in de in de aangifte IB/PVV 2012 vermelde eigenwoningrente heeft verdiept. De eerdere discussies gingen volgens hem over de stand van de rekening-courantschuld over de vraag of deze aanleiding was voor het in aanmerking nemen van inkomen uit aanmerkelijk belang. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn daarbij niet aan de orde geweest, aldus de inspecteur. Omdat de man in de aangifte IB/PVV 2012 een te hoog bedrag aan aftrekbare kosten eigen woning in aanmerking heeft genomen, is er volgens de inspecteur sprake van een nieuw feit en kan een navorderingsaanslag worden opgelegd.
Het hof is van oordeel dat de inspecteur het betoog van de man, dat de in geschil zijnde eigenwoningrente al jaren bekend was en onderwerp van discussie is geweest tussen partijen, gemotiveerd heeft weersproken. Het hof komt tot de conclusie dat er sprake is van een nieuw feit als bedoeld in artikel 16, lid 1, van de AWR. De inspecteur mocht de navorderingsaanslag opleggen.
Volgens het hof bepaalt artikel 3.120, lid 1, onderdeel a, van de Wet IB 2001, dat de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning het gezamenlijke bedrag zijn van de renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die behoren tot de eigenwoningschuld. Kosten voor verbetering of onderhoud van de woning zijn in aanmerking genomen voor zover de verbetering en het onderhoud met schriftelijke bescheiden zijn te staven.
Geen samenhang kosten met geldlening
De man stelt dat de in de aangifte IB/PVV 2012 vermelde kosten van € 10.000,- ter voorkoming van een executieveiling aftrekbaar zijn omdat er sprake is van kosten van geldleningen. De inspecteur verwijst naar het door het hof aangehaalde artikel dat onder kosten van geldleningen, behalve de voldane rente, worden verstaan de taxatiekosten, de afsluitprovisie en de kosten van het opmaken van de hypotheekakte. Voor aftrek komen alleen in aanmerking kosten die rechtstreeks samenhangen met het opnemen, verlengen of aflossen van de geldlening. Kosten ter voorkoming van een executieveiling zijn kosten die niet kwalificeren als kosten van de geldlening, maar zijn kosten die direct verbonden zijn aan de bron, de eigen woning, aldus de inspecteur.
Het hof leidt uit het arrest van 7 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2315, af dat de kosten ter voorkoming van een executieveiling niet aftrekbaar zijn. Dergelijke kosten, die zijn gemaakt bij de bestrijding door een belastingplichtige van een tegen hem ingestelde vordering tot terugbetaling van een geleende geldsom, zijn niet rechtstreeks verbonden aan het aflossen van de geldlening, Deze kosten worden veeleer veroorzaakt door de omstandigheid dat de belastingplichtige de uit die lening voortkomende schuld niet of niet tijdig aflost.
Verbouwingskosten niet afdoende onderbouwd
De man kan volgens het hof niet aannemelijk maken dat hij het volledige bedrag dat in de aangifte als lening eigen woning is vermeld, heeft besteed aan de aanschaf of verbouwing van de woning. Naar het oordeel van het hof is de man er niet in geslaagd om te bewijzen dat de verbouwingskosten van de woning meer dan € 600.000,- hebben bedragen. Een deel van deze kosten, ruim € 50.000,- heeft hij niet schriftelijk onderbouwd. Het restant van de door de man gestelde verbouwingskosten betreft schattingen en er zijn geen facturen overgelegd.
Het beroep van de man is ongegrond, aldus het hof.