In de periode van 10 januari tot en met 22 september 2017 deed hij buitensporige uitgaven vanuit de BV en onttrok geldbedragen aan de boedel. Het benadelingsbedrag zoals uit de bewezenverklaarde feiten volgt is volgens de rechtbank ongeveer € 150.000
De bestuurder leasede in de genoemde periode een Porsche Panamera in naam en op kosten van de BV. Daarnaast huurde hij een woning, waarin hijzelf en zijn vriendin woonden, en waarvan de huur door een andere BV werd betaald. Op naam van de BV huurde hij nog een woning die door zijn schoonzus werd bewoond. Ook stuurde hij enkele facturen naar de BV met de omschrijving “gemaakte kosten.” Tenslotte voldeed de bestuurder niet aan zijn inlichtingenplicht ten opzichte van de curator door opgevraagde stukken niet aan te leveren.
BV technisch al failliet verklaard
De rechtbank Amsterdam moest beoordelen of de bestuurder van de BV, die al op 2 februari 2018 in staat van faillissement is verklaard, schuldig is aan de hem verweten feiten. De rechtbank overweegt dat de bestuurder in 2017 is benoemd tot algemeen directeur van de BV. Een andere bestuurder en grootaandeelhouder van de BV heeft hem benoemd omdat hij geloofde dat de (verdachte) bestuurder het bedrijf kon redden. Het ging namelijk helemaal niet goed met de BV die door de controller van de BV al technisch failliet was verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de bestuurder wist van het naderende faillissement, en dat de niet-zakelijke uitgaven, waarbij hij privé belang had, zijn gedaan in het zicht van het faillissement. De bestuurder verdedigde zich door te stellen dat alle uitgaven die door hem als algemeen directeur zijn gedaan, plaatsvonden in overleg met en/of op initiatief van de bestuurder en grootaandeelhouder van de BV. Die ontkende dat echter. Van een naderend faillissement was volgens de bestuurder geen sprake, mede gelet op een aanstaande overname.
Extra krediet heeft niets te maken met gevoerde beleid bestuurder
Andere betrokkenen bij de BV verklaarden dat er in 2017 niets is veranderd aan de financiële situatie van de BV. De bestuurder zou praktisch geen maatregelen hebben getroffen om de situatie van de BV te verbeteren. Een medewerker van de bank van de afdeling Bijzonder Beheer verklaarde dat de verstrekking van extra krediet door de bank niets te maken had met het door de bestuurder gevoerde beleid. Het extra krediet werd verleend vanwege een achterstand in de facturering, waardoor de BV een liquiditeitsprobleem had.
Voor het plan van de overname van een derde BV, dat volgens de bestuurder gefinancierd zou worden door de bank, heeft hij nooit stukken aangeleverd. De bank heeft daarom überhaupt nooit een offerte opgesteld. Uit alles bleek dat de BV er in september 2017 vele malen slechter voor stond dan de bank de maand daarvoor te horen had gekregen. Ook de achterstand bij de Belastingdienst was vele malen hoger dan zij wisten. Uit een door de Belastingdienst geleverd overzicht bleek bovendien dat de openstaande schulden van de BV bij de Belastingdienst van januari 2017 tot en met september 2017 alleen maar waren toegenomen.
De rechtbank stelt vast dat gedurende de gehele periode sprake was van een aanmerkelijke kans op benadeling van schuldeisers door de bestuurder. Daarbij kan het niet anders dan dat de bestuurder zich hier bewust van was. Door onvoldoende maatregelen te treffen om de situatie van de BV te verbeteren heeft de bestuurder bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de vennootschap zou failleren. Gelet op de financiële staat van de BV, de hoogte van de verscheidene uitgaven en het gebrek aan belang voor de BV hierbij, zijn deze uitgaven naar het oordeel van de rechtbank als buitensporig aan te merken. Als bestuurder van de vennootschap, en ook alleen bevoegd, met een grote eigen verantwoordelijkheid, had de bestuurder moeten weten dat de BV zich deze uitgaven niet kon permitteren. Door desondanks deze uitgaven te doen en geldbedragen aan de boedel te onttrekken, heeft de bestuurder op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het benadelen van de schuldeisers van de BV, zo oordeelt de rechtbank.
Passende strafmaat gelet op strafblad bestuurder
Bij de straf die passend is bij faillissementsfraude kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Bij een benadelingsbedrag van € 125.000,- tot € 250.000,- geldt als uitgangspunt dat een gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden wordt opgelegd. Daarbij neemt de rechtbank het strafblad van de bestuurder van 4 juni 2024 mee. Hieruit blijkt dat de bestuurder eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Omdat de redelijke termijn van de zaak is overschreden houdt de rechtbank daar in zoverre rekening mee door in plaats van de in beginsel passend en geboden geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Tenslotte houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de bestuurder die 67 jaar oud is, aan COPD leidt en een hartkwaal heeft. Daarom vindt de rechtbank de oplegging van een groter voorwaardelijk strafdeel meer passen in dit geval. De rechtbank vindt de standaardtermijn van een proeftijd van twee jaren voldoende. De rechtbank gaat wel mee in de geëiste straf van het OM, om de bestuurder te ontzetten van het recht tot de uitoefening van het beroep van statutair bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van tien jaren.