Senator Van Meenen wil dat het btw-plan als een apart wetsontwerp wordt ingediend naar aanleiding van een advies van de Raad van State. Die vindt dat er gelet op het belang van zorgvuldige parlementaire behandeling van het volledige belastingplan een separaat wetsvoorstel nodig is. Staatssecretaris Idsinga reageerde in eerste instantie al afwijzend en doet dat in een brief aan beide Kamers opnieuw.
Het kabinet is van mening dat er zwaarwegende redenen zijn om de btw-maatregelen integraal onderdeel uit te laten maken van het Belastingplan. In de eerste plaats wil het kabinet maatregelen met een budgettaire samenhang in hetzelfde wetsvoorstel opnemen, omdat hiermee de financiële onderbouwing duidelijk wordt gemaakt. Een separaat wetsvoorstel koppelt de maatregel los van de rest van het lastenpakket van het kabinet, aldus Idsinga.
Voorbereidingstijd
Idsinga vindt het bovendien noodzakelijk om ondernemers gelegenheid te geven zich op de wijzigingen voor te bereiden en hun ICT-systemen daarop aan te passen. Hiervoor is in de regel tenminste een halfjaar nodig, meent hij. Deze voorbereidingstijd is niet gegarandeerd ingeval de maatregel in een separaat wetsvoorstel wordt opgenomen. Het is dan immers mogelijk dat de stemming over dit wetsvoorstel wordt uitgesteld en dat er medio 2025 volledige duidelijkheid bestaat over de wetgeving. In dat geval ontbreekt het ondernemers aan voldoende tijd om hun administratie aan te passen.
Daarnaast vereist de financiering van de lastenverlichtingen voor werkenden en ondernemers dat vooruitbetalingen in 2025 voor prestaties die in 2026 of later plaatsvinden ook belast worden naar het algemene btw-tarief. Ook om deze reden is een separaat wetsvoorstel, los van het pakket belastingplan 2025, onwenselijk, aldus Idsinga. In het geval dat een eigen parlementair proces wordt gevolgd staat niet vast dat vooruitbetalingen in 2025 ook belast worden naar het algemene btw-tarief.