
De Rechtbank Midden-Nederland wijst de vorderingen van de koper echter af.
Een BV verkoopt en levert alle aandelen in het geplaatste kapitaal van het accountantskantoor (ook een BV) aan een NV. In de koopovereenkomst spreken de partijen onder andere af dat de aandelen in economische zin worden geacht om op 1 januari 2022 te zijn overgegaan (de effectieve datum). Voor de overname was het aanbieden van verschillende abonnementen een onderdeel van het bedrijfsmodel van het accountantskantoor. De afnemers van die abonnementen betaalden een vast bedrag en de vennootschap verrichte voor hen dan bepaalde werkzaamheden, zoals het samenstellen van de jaarrekening of het verzorgen van fiscale aangiftes. Een deel van deze werkzaamheden moest in 2022 nog worden verricht.
De koper van het accountantskantoor stelt dat de verkoper onjuiste informatie heeft verstrekt over de omvang van de werkzaamheden die in 2022 nog voor de in 2021 of eerder afgenomen abonnementen moesten worden verricht. De verkopende vennootschap zou daarbij drie garanties uit de koopovereenkomst hebben geschonden.
Jaarrekening accountantskantoor
Het gaat daarbij om drie garanties in de koopovereenkomst die betrekking hebben op de jaarrekening van het accountantskantoor. In de bijlage van de koopovereenkomst staat onder meer dat de jaarrekening over 2021 klopt en dat deze is opgesteld in overeenstemming met de geldende normen, bestendige gedragslijn en is voorzien van een samenstellingsverklaring. Ook staat in de bijlage vermeld dat het accountantskantoor op 1 januari 2022 geen verplichtingen heeft die niet in de jaarrekening over 2021 staan of waarvoor geen voorziening in deze jaarrekening is opgenomen.
De meeste problemen heeft de koper van het accountantskantoor echter met de in de bijlage opgenomen “Eigen Vermogen Garantie”. De verkoper van de aandelen verklaart en garandeert dat het zichtbaar eigen vermogen van de vennootschap per de effectieve datum minimaal € 100.000,- (gegarandeerde positie eigen vermogen) bedraagt. Als de koper na de ondertekeningsdatum constateert dat het daadwerkelijk eigen vermogen van de vennootschap op de effectieve datum lager is dan de gegarandeerde positie eigen vermogen, bevestigt de verkoper hiermee om de koper op verzoek binnen vijf werkdagen volledig schadeloos te stellen voor het verschil.
Taalkundige betekenis in overeenkomst is bepalend
Rechtbank Midden-Nederland overweegt dat om te bepalen of de garanties zijn geschonden vastgesteld moet worden wat partijen zijn overeengekomen. Bij die uitleg komt het aan op de zin die partijen redelijkerwijs aan de garanties mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de uitleg zal beslissend gewicht worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van die bepaling in de overeenkomst.
Het gaat naar het oordeel van de rechtbank in dit geval namelijk om een commerciële transactie tussen zakelijke partijen. Die partijen hebben met bijstand van deskundige adviseurs onderhandeld over de precieze formulering van de overeenkomst en ze zijn een zogenoemde ‘entire agreement clause’ overeengekomen.
De rechtbank gaat in beginsel dus uit van de taalkundige betekenis van de garanties. De koopovereenkomst is in april 2022 gesloten nadat partijen daar vanaf het najaar van 2021 over hebben onderhandeld. Ook hebben partijen tijdens de onderhandelingen een intentieovereenkomst inzake de (ver)koop van de aandelen in het accountantskantoor gesloten en die bevat de belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten van de (ver)koop van de aandelen. Gelet op de onderhandelingsduur en de intentieovereenkomst gaat de rechtbank ervan uit dat partijen uitgebreid hebben onderhandeld over de precieze formulering van de koopovereenkomst.
Geen post ‘vooruit gefactureerde omzet’ in jaarrekening
Uitgaande van de taalkundige betekenis heeft de koper van het accountantskantoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de garanties over de juistheid van de jaarrekening over 2021 en over het ontbreken van verplichtingen op de jaarrekening over 2021 zijn geschonden. De rechtbank oordeelt ten eerste dat in de jaarrekening over 2021 geen post staat die betrekking heeft op de nog in 2022 te verrichten abonnementswerkzaamheden (de post ‘vooruit gefactureerde omzet’).
De rechtbank gaat er ook van uit dat deze post niet in de jaarrekening hoefde te staan. De stelling van de verkoper dat zij geen verplichting had om een voorziening hiervoor op de jaarrekening op te nemen is door de koper van het accountantskantoor niet weersproken. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank het ontbreken van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’ in de jaarrekening geen schending van deze garanties.
De rechtbank oordeelt verder dat de koper haar stelling dat zij het resultaat van het accountantskantoor over 2021 heeft moeten corrigeren onvoldoende heeft onderbouwd. De koper stelt namelijk dat zij het resultaat over 2021 en het eigen vermogen van het accountantskantoor heeft moeten corrigeren, omdat in 2022 aanvullende werkzaamheden moesten worden verricht voor de in 2021 en eerdere jaren afgenomen en betaalde abonnementen. Ook deze stelling heeft de koper echter niet verder onderbouwd, terwijl zij dat wel had kunnen doen door bijvoorbeeld de door haar gecorrigeerde jaarrekening over 2021 over te leggen.
Abonnementsmodel is groot onderdeel van bedrijfsmodel
Voor de garantie over het eigen vermogen van het accountantskantoor geldt in beginsel ook het uitgangspunt dat de rechtbank aan de taalkundige betekenis de meeste betekenis toekent. De rechtbank houdt daarnaast echter rekening met het feit dat partijen tijdens de onderhandelingen hebben gesproken over het ‘as is’ overnemen van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’. En met het feit dat het abonnementsmodel een groot onderdeel is van het bedrijfsmodel van het accountantskantoor. Naar het oordeel van de rechtbank zorgen deze omstandigheden ervoor dat de garantie over het eigen vermogen van het accountantskantoor niet is geschonden.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen zijn overeengekomen dat de post ‘vooruit gefactureerde omzet ‘as is’ is overgenomen door de koper. Dit blijkt onder anderen uit de overnamebalans bij de intentieovereenkomst. En ook uit de € 100.000,00,- aan eigen vermogen die het accountantskantoor ter compensatie van eventuele tegenvallende bedrijfsresultaten aan eigen vermogen heeft achtergelaten in de BV (de zogenoemde ‘stroppenpot’).
Het bedrijfsmodel van het accountantskantoor was voor de overname gebaseerd op een abonnementsmodel en een groot deel van de omzet had betrekking op die abonnementen. Het accountantskantoor had abonnementen voor verschillende productgroepen, zoals administratie, samenstel, loonverwerking en accountancy en advies. Inherent aan een abonnementsmodel is dat het lastig is om in te schatten hoeveel werk daarvoor moet worden verricht. De hoeveelheid werk die nog moet worden verricht kan worden geschat, maar het is vrijwel onmogelijk om die hoeveelheid werk precies in te schatten.
De rechtbank overweegt dat het accountantskantoor heeft toegelicht dat zij een vaste gedragslijn hanteerde voor de verantwoording van de in een kalenderjaar voor abonnementen verrichte werkzaamheden. Op basis van deze gedragslijn werden werkzaamheden die in een boekjaar waren verricht verantwoord naar rato van de geleverde prestaties in verhouding tot alle werkzaamheden die voor deze abonnementen moesten worden verricht. De rechtbank gaat er van uit dat de koper van het accountantskantoor bekend is met deze gedragslijn. De koper heeft niet gesteld dat deze gedragslijn onjuist of misleidend is en daarom gaat de rechtbank ervan uit dat deze gedragslijn passend is bij het abonnementsmodel van het accountantskantoor.
Due dilligence onderzoek had beter gekund
Naar het oordeel van de rechtbank wist de koper van het accountantskantoor of had zij kunnen weten welke werkzaamheden nog in 2022 voor de abonnementen moesten worden verricht. Dit ging voornamelijk om werkzaamheden voor de abonnementen samenstel/jaarwerk. Deze werkzaamheden konden ook pas na het einde van 2021 worden verricht, want de laatste rapporten die moesten worden opgesteld hadden betrekking op de laatste maand of het laatste kwartaal van 2021.
De rechtbank oordeelt dat van de koper van mag worden verwacht dat zij tijdens het ‘due diligence’ onderzoek dat zij heeft verricht beter had onderzocht hoe dit abonnementsmodel werkte. De koper had, naar het oordeel van de rechtbank, in ieder geval kunnen onderzoeken of de vaste gedragslijn passend is en welke werkzaamheden in 2022 nog moesten worden verricht voor in eerdere jaren afgenomen abonnementen.
Hierop gelet gaat de rechtbank ervan uit dat partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst niet de bedoeling hebben gehad dat ook eventuele extra werkzaamheden die in 2022 zijn verricht voor abonnementen onder de garantie over het eigen vermogen van het accountantskantoor vallen. Dit betekent dat het accountantskantoor geen van de garanties uit de koopovereenkomst heeft geschonden en dat de koper dus geen recht heeft op schadevergoeding, aldus het oordeel van de rechtbank.
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2024:7340