
Bij de Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden verweet toezichthouder BFT de notaris in strijd te hebben gehandeld met de zorgvuldigheidsplicht en de opschorting- en weigeringsplicht zoals vastgelegd in de Wet op het notarisambt (Wna).
Opdracht belastingadviseur
De notaris kreeg in 2015 de opdracht van een belastingadviseur om een bedrijfsopvolging tussen vader en zoon te regelen. Daarbij moest optimaal gebruik worden gemaakt van fiscale voordelen, met name de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). In 2016 passeerde de notaris diverse aktes voor de aandelenoverdracht en de bijbehorende leningen, waarin een schuldigerkenning was opgenomen, maar geen kwijtschelding van de koopsom. Een jaar later werd een conceptakte opgesteld waarin een toekomstige kwijtschelding werd geregeld, afhankelijk van goedkeuring door de Belastingdienst. Uiteindelijk passeerde een andere notaris in 2017 een akte waarin de kwijtschelding werd vastgelegd.
Verklaring over kwijtschelding
In 2019 ondertekende de notaris op verzoek van de belastingadviseur een verklaring waarin stond dat de koopschuld direct en onvoorwaardelijk was kwijtgescholden op het moment van de aandelenoverdracht in 2016. Deze verklaring werd later gebruikt in een rechtszaak tussen de cliënten van de belastingadviseur en de belastingdienst, waarin de toepassing van de BOR ter discussie stond. Zowel de rechtbank als het gerechtshof oordeelden dat de verklaring van de notaris ongeloofwaardig was en dat de kwijtschelding niet direct had plaatsgevonden. Dit leidde ertoe dat in 2023 een onderzoek werd ingesteld naar het handelen van de notaris, met als uitkomst een definitief onderzoeksrapport waarin de bevindingen van het BFT werden vastgelegd.
Tuchtklacht
Bij de tuchtrechter betoogde het BFT dat de notaris een verklaring had afgegeven zonder voldoende onderzoek, terwijl hij wist of kon weten dat deze in strijd was met de waarheid. Ook zou hij onvoldoende stappen hebben genomen om de dienst te weigeren of op te schorten totdat het dossier volledig was onderzocht.
Onbegrijpelijk
De kamer stelt vast dat de notaris de klachten niet heeft weersproken en erkende dat hij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De tuchtrechter benadrukt dat het onbegrijpelijk is dat de notaris een verklaring van een derde heeft ondertekend zonder zelf de juistheid ervan vast te stellen. Daarbij speelde ook mee dat de notaris op de hoogte was van een lopende discussie met de Belastingdienst over de betreffende transactie. De kamer oordeelt dat de notaris de geformuleerde tuchtnormen in ernstige mate heeft overtreden. Deze nalatigheid raakt de kern van het notariaat, luidt het oordeel.
Zware tuchtrechtelijke maatregel
De kamer kan niet vaststellen of de notaris de verklaring heeft afgelegd voor eigen gewin of voordeel, bijvoorbeeld om zijn eigen nalatigheid (bestaande uit het achterwege laten van de schenking) te verhullen, of om instanties om de tuin te leiden. Daarom neemt de kamer niet aan dat er sprake is van opzet. Wel neemt de kamer in aanmerking dat de notaris eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd heeft gekregen, maar ook dat dit wat verder in het verleden ligt.
De impact van deze kwestie is voor de notaris groot geweest. Zijn kantoor is doorzocht door de FIOD en hij is als verdachte van valsheid in geschrifte aangemerkt en verhoord. Deze verdenking heeft niet alleen zijn professionele reputatie aangetast, maar heeft ook een zware impact gehad op zijn gezin en kantoor. De kamer neemt daarom aan dat de notaris lering heeft getrokken uit deze ervaring. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij zijn kantoor anders heeft ingericht en meer personeel heeft aangenomen, wat ook meer collegiaal overleg mogelijk maakt. De notaris heeft inzicht in zijn fouten getoond en aangegeven nooit meer onnadenkend een handtekening onder een verklaring te zetten.
Al met al acht de kamer, mede gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de notaris, de maatregel van schorsing voor de duur van 26 weken passend en geboden.