U kent ongetwijfeld de bijtelling voor de auto van de zaak. Deze geldt ook voor bestelauto’s, maar: niet voor ALLE bestelauto’s. Bij een discussie over een bijtelling voor een bestelauto van de zaak kan het dus de moeite waard zijn om op de details te letten. Dat dit ook voor de rechters van het hof geldt, blijkt uit een zaak die onlangs door de Hoge Raad is behandeld.
Wanneer een (bestel)auto ter beschikking staat (bewijslast inspecteur!) geldt in principe een bijtelling. Tenzij de berijder van de auto kan bewijzen dat hij per kalenderjaar niet meer dan 500 privékilometers rijdt. In deze zaak had belastingplichtige (en/of zijn adviseur) de wettekst van artikel 13bis LB goed gelezen. In dit artikel staat namelijk (in de huidige wettekst: lid 5) de definitie van wat voor de bijtelling onder ‘auto’ wordt verstaan. Er staat bijvoorbeeld dat voor de bijtelling een uitzondering geldt voor een bestelauto die buiten werktijd niet gebruikt kan worden.
Cassatie Hoge Raad
Belastingplichtige neemt daarom bij het hof de stelling in dat de bijtelling in dit geval niet van toepassing is, omdat zijn bestelauto niet buiten werktijd gebruikt wordt. Belastingplichtige verliest de rechtszaak bij het hof. Wellicht tot zijn verbazing gaat het hof in zijn uitspraak helemaal niet in op zijn stelling. Hij klaagt hierover in cassatie bij de Hoge Raad. Deze geeft hem gelijk: het hof had dit wel moeten doen. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar een ander hof met de opdracht om alsnog op de stelling van belastingplichtige in te gaan. Of belastingplichtige uiteindelijk gelijk krijgt of niet moeten we uiteraard afwachten. We houden u op de hoogte!
Heleen Elbert