Als een belastingplichtige wel verzocht is om aangifte te doen, maar geen aanmaning heeft gehad, ligt de bewijslast bij de Belastingdienst. Dat heeft het Gerechtshof Den Bosch in hoger beroep geoordeeld.
Een gezin met een bijstandsuitkering had voor de jaren 2005, 2006 en 2007 aangiftebiljetten gekregen voor het doen van aangifte IB/PVV. De Belastingdienst vermoedde, onder meer op basis van bankafschriften en het autogebruik van het gezin, dat inkomen was achtergehouden. De Belastingdienst ging er in berekeningen van uit dat belanghebbende de auto’s in de genoemde jaren kocht, betaald uit verzwegen inkomen. Voor de berekening van de aanschafwaarden heeft hij de ouderdom van de auto’s in aanmerking genomen en afschrijvingsbedragen volgens de ANWB gehanteerd. Op de aangiftebiljetten 2006 en 2007 stond als uitreikdatum 16 april 2008 vermeld en als datum waarop de aangifte uiterlijk bij de Belastingdienst binnen moet zijn, 1 juni 2008. Op het aangiftebiljet voor 2005 ontbraken uitreikdatum en datum van uiterlijke indiening. De belastingplichtige diende de aangiften in op 31 juli 2008. Hof Den Bosch stelt vast dat de belastingplichtige wel is uitgenodigd tot het doen van aangifte, maar niet is aangemaand. Daarop oordeelt het Hof dat de bewijslast niet kan worden omgekeerd. Verder vindt het Hof dat de Belastingdienst de correcties over 2005 en 2006 niet volgens de normale regels van stelplicht en bewijslast aannemelijk heeft gemaakt. Een eerdere uitspraak, van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is vernietigd.