Is incontinentie een ziekte? Een incontinente vrouw vindt van wel en brengt de extra uitgaven voor kleding en beddengoed in aftrek op haar aangifte ib/pvv. De belastinginspecteur vindt dat het urineverlies wordt veroorzaakt door ouderdom.
Door de incontinentie van de vrouw heeft zij regelmatig ongelukjes met alle gevolgen van dien voor haar kleding en beddengoed. In haar aangifte ib/pvv voor het jaar 2014 heeft zij, onder andere, een bedrag voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed aangegeven ter hoogte van 310 euro. De vrouw stelt dat incontinentie een ziekte is en verwijst naar de International Classification of Diseases van de World-Health Organisation. Het ligt volgens de vrouw voor de hand dat wanneer iemand last heeft van incontinentie er sprake is van extra kosten voor kleding en/of beddengoed.
Urineverlies door ouderdom
De inspecteur vindt dat aan de incontinentie geen ziekte ten grondslag ligt. Het urineverlies wordt volgens hem veroorzaakt door ouderdom, zodat de uitgaven niet voor aftrek in aanmerking komen. Vermelding op de ICD-lijst betekent niet steeds dat sprake is van een ziekte, omdat op deze lijst ook kwalen en ongemakken staan waarmee een patiënt naar de arts kan, maar waarover geen verschil van mening kan bestaan dat het geen ziekten zijn, aldus de inspecteur.
De rechtbank Noord-Holland is van mening dat niet aannemelijk was geworden dat bij de vrouw een ziekte ten grondslag lag aan haar urineverlies. Ook vindt de rechtbank dat de vrouw onvoldoende heeft geconcretiseerd dat zij extra kosten heeft gemaakt voor kleding en beddengoed. Het oordeel van de rechtbank is dat de inspecteur terecht geen aftrek verleende voor de uitgaven van extra kleding en beddengoed.
Aftrek extra uitgaven kleding en beddengoed
In hoger beroep heeft het Hof Amsterdam, kijkend naar de wetsgeschiedenis, geoordeeld dat extra uitgaven voor kleding en beddengoed die zijn veroorzaakt door incontinentie, moeten worden aangemerkt als uitgaven die zijn gedaan ‘wegens ziekte of invaliditeit’ in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, Wet IB 2001. Het Hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat de vrouw aannemelijk dient te maken dat, en welke, onderliggende ziekte de incontinentie heeft veroorzaakt. Het Hof is van oordeel dat aannemelijk is dat incontinentie het gevolg is van een verstoring van de normale lichaamsfunctie van de mens en ook om die reden dient te worden aangemerkt als (het gevolg van) ‘ziekte of invaliditeit’.
Het Hof verwerpt ook het standpunt van de inspecteur dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft bijgebracht van extra uitgaven voor kleding en beddengoed. De vrouw heeft aftrek geclaimd van het zogenoemde lage forfait van artikel 38 UR IB 2001. In deze forfaitaire aftrekregeling is opgenomen dat, om in aanmerking te komen voor het lage bedrag, slechts gering bewijs is vereist. Het Hof vindt dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanmerking komt voor de forfaitaire aftrek van 310 euro.
Proceskostenvergoeding
Het hof vermindert de aanslag tot een bedrag aan verschuldigde IB/PVV en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van € 2967 aan proceskostenvergoeding.