De informatieplicht richting de Belastingdienst geldt ook als de belastingplichtige stelt dat de gevraagde stukken niet bestaan. Dat blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Gelderland in een zaak die draaide om een geschil over informatiebeschikkingen van de Belastingdienst en de vraag wanneer iemand aan de informatieplicht heeft voldaan.
Een in Nederland woonachtige man was bestuurder van een BV, wiens aandelen werden gehouden door een Antilliaanse NV, wiens aandelen op haar beurt werden gehouden door een Antilliaanse Stichting Particulier Fonds (SPF). Uit de declaration of trust volgde dat de man enige beneficiary was van de SPF. Eind december 2009 werden de aandelen in de NV overgedragen aan de man, waarbij de koopsom van 4,3 miljoen euro werd omgezet in een koopschuld. Vervolgens werd in 2010 de schuld notarieel kwijtgescholden. In 2011 werd de SPF geliquideerd. Om de verkrijgingsprijs voor de ab-regeling en het gebruikelijk loon vast te stellen gaf de inspecteur in 2014 twee informatiebeschikkingen af waarin werd gevraagd naar stukken van de oprichting en bedrijfsvoering van de SPF en de NV.
Bezwaar
De man ging hiertegen in bezwaar en gaf aan dat de gevraagde stukken niet bestonden en dat hij daarmee aan zijn informatieplicht had voldaan. Daarna concludeerde de inspecteur tijdens een boekenonderzoek dat de SPF feitelijk vanuit Nederland werd aangestuurd. De inspecteur handhaafde zijn informatiebeschikkingen en de man ging hiertegen in beroep.
Oordeel
De rechtbank kwam tot het oordeel dat het niet aannemelijk is dat de stukken niet bestaan. Omdat de man direct betrokken was geweest bij de oprichting en instandhouding van de SPF mag worden aangenomen dat de man over de gevraagde stukken kon of had kunnen beschikken. De informatiebeschikkingen zijn volgens de rechtbank terecht afgegeven en de man heeft door de gegevens niet te verstrekken niet aan zijn informatieplicht voldaan. De informatiebeschikkingen blijven in stand en de man krijgt van de rechtbank zes weken om alsnog aan zijn informatieplicht te voldoen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2017:6202