Staatssecretaris van Financiën Menno Snel heeft aan de Tweede Kamer het concept aangeboden van de aanpassing van het Uitvoeringsbesluit OB 1968. De aanpassing is het gevolg van de vaststelling van de zogeheten ‘Voucherrichtlijn’. Die wordt per 1 januari 2019 geïmplementeerd in de Wet OB 1968.
De richtlijn introduceert een aantal regels op het gebied van vouchers in de BTW-richtlijn 2006. Per 1 januari 2019 wordt de Voucherrichtlijn geïmplementeerd in de Wet OB 1968 door middel van dit wetsvoorstel. Dat artikel heeft betrekking op gevallen waarin de ondernemer aan zijn afnemer bij de levering van goederen zegels (waardebonnen) verstrekt die bij hem of bij een andere ondernemer kunnen worden ingewisseld tegen goederen, al dan niet met bijbetaling. De waardebonnen kunnen van papier of van een ander materiaal zijn, maar ook digitaal zijn. Met de wijziging wordt beoogd waardebonnen die als voucher kwalificeren uit te sluiten van de toepassing van art. 21 Uitvoeringsbesluit OB 1968. Het concept wordt nog besproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven voordat het wordt aangeboden aan de Ministerraad en voor advies naar de Raad van State gaat.
De beoogde wijziging in het uitvoeringsbesluit betreft art. 21. Aan dat artikel van het Uitvoeringbesluit omzetbelasting 1968 wordt een derde lid
toegevoegd, luidende:
3. Als waardebonnen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden niet aangemerkt:
a. waardebonnen die ten tijde van de verstrekking kwalificeren als een voucher als bedoeld
in artikel 2a, eerste lid, onderdeel t, van de wet;
b. waardebonnen die alleen gezamenlijk met andere waardebonnen kunnen kwalificeren als
een voucher als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel t, van de wet.