Het vak van belastingadviseur heeft door de meest recente Europees geïnspireerde meldingsplicht, de ‘Mandatory Disclosure’ een flinke boost gekregen. Want alleen belastingadviseurs zijn in staat om te beoordelen of bepaalde grensoverschrijdende fiscale constructies gemeld moeten worden op grond van de nieuwe Europese richtlijn, die op 25 juni jl. de facto is ingegaan.
Vanaf 25 juni moeten al diegenen die ‘tussenpersoon‘ zijn in de zin van de Europese richtlijn, gaan bijhouden of fiscale constructies met ingang van 1 juli 2020 gemeld moeten worden, zo heeft de Nederlandse overheid bekend gemaakt in een persbericht van 22 juni jl. In de richtlijn wordt tussenpersoon gedefinieerd als ‘een persoon die een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie bedenkt, aanbiedt, opzet, beschikbaar maakt voor implementatie of de implementatie ervan beheert‘, wat een ruime groep adviseurs omvat, zoals fiscale adviseurs, accountants en administratiekantoren.
Fascinerend is wat Europa heeft opgeschreven als redenen om te melden. Die redenen staan in bijlage IV bij de richtlijn, die een gewone mens niet kan lezen, niet alleen omdat het Vlaams getint Nederlands is.
Om te beginnen wordt het algemene criterium omschreven, de ‘main benefit test’ , in goed Euro-Nederlands:
indien kan worden aangetoond dat het belangrijkste voordeel dat of een van de belangrijkste voordelen die, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs te verwachten valt van een constructie het verkrijgen van een belastingvoordeel is.
Vervolgens worden ‘wezenskenmerken’ opgesomd, die aanleiding zijn om de main benefit test uit te voeren. Zulke wezenskenmerken zijn onder meer geheimhoudingsafspraken en gestandaardiseerde fiscale adviesproducten. De cryptische omschrijving in de richtlijn luidt: ‘Een constructie waarbij gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde documenten en/of een gestandaardiseerde structuur en die beschikbaar is voor meer dan één relevante belastingplichtige zonder dat er voor implementatie wezenlijke aanpassingen nodig zijn’.
Constructies met verlieslijdende ondernemingen, omzetting van inkomsten in vermogen of andere categorieën, en het rondpompen van middelen moeten eveneens getoetst worden. Nog moeilijker wordt het in een derde rubriek waarin onder meer wordt gesproken over ‘aftrekbare grensoverschrijdende betalingen’, ‘verbonden ondernemingen’, ‘fiscale rechtsgebieden’, ‘fiscale inwoners’, volgens de OESO ‘niet-coöperatief rechtsgebieden’ en ‘fiscaal gunstregime’. Vervolgens komt er een rubriek die gaat over constructies die het internationaal automatisch uitwisselen van gegevens ondermijnen, onder meer de uitwisseling inzake ‘financiële rekeningen’ (geen idee wat dat zijn). Er wordt gesproken over situaties, ‘waarbij de juridische of feitelijke eigendom niet-transparant is door het gebruik van personen, juridische constructies of structuren‘ die ‘geen wezenlijke economische, door voldoende personeel, uitrusting, activa en gebouwen ondersteunde activiteit uitoefenen‘. Dit geldt voor vele Nederlandse holdings. Maar daar moet dan nog wat bij komen, nl. een relatie met een ander rechtsgebied en een ‘niet-identificeerbaar’ gemaakte uiteindelijk begunstigde. In de laatste rubriek wordt gesproken over ‘unilaterale veiligehavenregels’, geen idee wat dat zijn. Moeilijk te waarderen immateriële activa moeten extra worden onderzocht, evenals grensoverschrijdende mutaties binnen een groep.
Hoewel de kennis om de Europese regels na te leven specifiek alleen aanwezig is bij een professionele belastingadviseur, is de groep tussenpersonen is veel breder en kan onder meer accountants, bankiers en notarissen omvatten. Al die tussenpersonen met beperkte(re) fiscale kennis hebben een belastingadviseur nodig om de meldplicht correct te kunnen naleven. Hoewel er in het Nederlandse en Europese parlement veel wordt geklaagd over belastingadviseurs geeft Europa door middel van deze richtlijn een belangrijk steuntje in de rug voor deze beroepsgroep. Zij mogen de onderzoeksjournalisten achter ‘Panama Papers’ en organisaties als Transparency International dankbaar zijn.
Mr. Ellen Timmer is advocaat ondernemingsrecht en verbonden aan Pellicaan Advocaten. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.