De Belastingdienst mag de tijd nemen bij het opleggen van een navordering aan een belastingplichtige die eerder buitenlands vermogen had verzwegen. De inspecteur kon een beroep doen op de zogeheten ‘standstill’-bepaling. Dat heeft Rechtbank Gelderland geoordeeld in de zaak van een belastingplichtige, die gebruik maakte van de inkeerregeling.
De vrouw meldde in 2014 dat zij geld had op een Zwiterse bankrekening. Eerst bij HSBC Bank, daarna bij USB Bank. Het aanvangsbedrag bij USB bedroeg volgens de vrouw in 2007 bijna zeven ton. In 2014 meldde de vrouw zich als spijtoptant. Naar aanleiding van deze melding legde de inspecteur november 2015 IB-navorderingsaanslagen 2008 en 2009 op aan de vrouw. Zij vond dat de inspecteur niet vlot genoeg was. Maar de inspecteur vond dat hij een beroep mocht doen op de verlengde navorderingstermijn en de standstill-bepaling.
EG-verdrag
Vanaf het moment dat de fiscus over alle relevante feiten beschikt om de navorderingsaanslag op te kunnen leggen, moet hij met ‘redelijke voortvarendheid’ te werk gaan bij het voorbereiden en vaststellen van deze aanslag. Gebeurt dat niet, dan kan de navorderingstermijn van twaalf jaar soms blijven gelden doordat de ‘standstill-bepaling’ (artikel 57 EG-verdrag) van toepassing is. Daartegen kwam de vrouw in het geweer, omdat die bepaling van toepassing is op een effectenrekening, terwijl er in dit geval sprake was van een passieve bankrekening. Ze kreeg de rechtbank niet aan haar kant. De verlengde navorderingstermijn van art. 16 lid 4 AWR bleef onverkort van toepassing, zelfs indien de navorderingsaanslagen niet met voldoende voortvarendheid zouden zijn opgelegd. De bestreden navorderingsaanslag bleef in stand.