Vorderingen van verschillende onderdelen van de Staat die geen rechtspersoonlijkheid bezitten gelden bij de Faillissementswet als vorderingen van dezelfde schuldeiser, spreekt de Hoge Raad uit. Een verzoek door het ministerie van SZW tot het faillissement van een schuldenaar met behulp van een steunvordering van de Belastingdienst kan daarom niet gehonoreerd worden.
Pluraliteitsvereiste
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht in 2017 om het faillissement van een schuldenaar vanwege een openstaande bestuurlijke boete en een vordering van de Belastingdienst. Zowel de rechtbank als het gerechtshof Den Haag wezen dat verzoek af. De overweging daarbij was dat de verzoeker de Staat is en dat de Belastingdienst onderdeel is van de Staat. Daarom is de Staat schuldeiser van beide gestelde vorderingen en is niet voldaan aan het pluraliteitsvereiste. Voor een faillietverklaring geldt namelijk de eis dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft.
Rechtspersoonlijkheid
De Hoge Raad gaat mee in de eerdere uitspraken. Onder schuldeiser valt in de Faillissementswet te verstaan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. De Staat bezit rechtspersoonlijkheid (art. 2:1 lid BW). Organen en onderdelen van de Staat, waaronder tot de Staat behorende bestuursorganen, bezitten geen rechtspersoonlijkheid. Daaruit volgt ‘dat vorderingen van organen en onderdelen van de Staat die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, zoals de ontvanger en de belastingdienst, voor de toepassing van de Faillissementswet hebben te gelden als vorderingen van een en dezelfde schuldeiser, de Staat. Er is geen grond om hierop een uitzondering te maken voor organen of onderdelen van de Staat die organisatorisch, budgettair of begrotingstechnisch in vergaande mate zelfstandig zijn.’
Uitspraak: ECLI:NL:HR:2018:1988