De afspraak om geen btw te rekenen over de kosten van een verbouwing, moet een aannemer ook nakomen als de kwestie wegens onenigheid over de (zwarte) betaling voor het gerechtshof komt. De afspraak is in strijd met de regels, maar dat betekent niet dat de omzetbelasting later alsnog berekend kan worden, oordeelt het gerechtshof in Amsterdam.
Een huiseigenaar schakelt een aannemingsbedrijf in voor verbouwingswerkzaamheden, die begin 2015 worden gestart. De opdrachtgever betaalt het bedrijf in drie stappen contant een bedrag van € 23.500. In augustus sommeert de aannemer de huiseigenaar nog eens bijna € 30.000 te betalen, maar dat bedrag wordt niet betaald. De zaak komt voor de rechter, die de vordering toewijst. Conform de offerte bedragen de verbouwingskosten een kleine € 56.000, waarvan € 23.500 in contanten is voldaan.
Nieuwe offerte
Maar de woningeigenaar gaat in beroep. Hij stelt dat de aanneemsom uiteindelijk op € 37.000 is uitgekomen, waarbij de mondelinge afspraak was dat er geen btw in rekening zou worden gebracht en dat er geen factuur gestuurd zou worden. De afspraak is bevestigd met een nieuwe offerte, waarop wel btw vermeld staat. De eerste offerte zegt hij nooit ontvangen te hebben. Hij bestrijdt ook een aanmaning te hebben ontvangen. De aannemer zegt niets te weten van de tweede offerte of van een gesprek.
Zwart was de afspraak
Het gerechtshof oordeelt aan de hand van geluidsopnames dat wel degelijk is afgesproken dat er geen btw zou worden berekend en dat de klus voor € 37.000 geklaard zou worden. Het verweer van de aannemer dat er geen afspraken mogen worden gemaakt over de btw, en dat de afspraak dus nietig is, gaat ook in de prullenmand: “Het is juist dat een afspraak om een werk ‘zwart’ uit te voeren in strijd is met de fiscale wetgeving, maar dat betekent niet, althans niet zonder meer, dat een professionele opdrachtnemer achteraf alsnog btw aan haar particuliere opdrachtgever in rekening kan brengen.”
De aannemer kan uiteindelijk nog een betaling van een kleine € 9.000 tegemoet zien. Dat oordeelt het hof na beoordeling van een geschil over hoeveel nu precies is betaald en wat het meer- en minderwerk was. De rechter merkt daarover op: “Het lijkt erop dat [de aannemer] de btw over de aanneemsom bij het saldo van meer- en minderwerk heeft opgeteld en daarover in haar factuur van 5 juli 2015 nogmaals btw heeft gerekend.” Per saldo oordeelt het hof dat er sprake is van € 1.627 minderwerk.