Kwade trouw of niet? De rechtbank had eerder voldoende aanleiding om een man die buitenlandse vermogensbestanddelen verzweeg daarvan te betichten, vond Hof Arnhem-Leeuwarden.
De man verzweeg in zijn IB/VB-aangiften over 1993 tot en met 1997 buitenlandse banktegoeden. Vanaf oktober 2003 stuurt de inspecteur hem diverse malen het formulier ‘Opgaaf buitenlands vermogen’ toe, aangezien de Duitse Belastingdienst had gemeld dat de man een bankrekening had bij de Dresdner Bank. Daar reageerde de man niet op, waarna een aantal navorderingsaanslagen werd opgelegd. De aanslagen werden door Hof Amsterdam en de Hoge Raad gehandhaafd, al werden de boetes gematigd tot 40%.
Nieuwe informatie
Na ontvangst van nieuwe informatie van de Duitse fiscus was volgens Rechtbank Gelderland sprake van nieuwe feiten én kwade trouw. Het verweer van de Nederlander luidde dat de tegoeden afkomstig waren van een erfenis in Duitsland, een legale bron. Naar eigen zeggen heeft hij destijds de gevolgen hiervan voor zijn Nederlandse aangiftes besproken met een medewerker van de bank. Die medewerker zou hem hebben verteld dat sprake was van belastingheffing in Duitsland en dat hij niet verplicht was om de Duitse bankrekeningen in Nederland aan te geven, maar dat dat wel mocht. Daar maakte Hof Arnhem-Leeuwarden uit op dat de man wel degelijk kon weten dat hij de tegoeden niet mocht achterhouden. Na het verkrijgen van de Duitse erfenis had hij zich beter over de fiscale gevolgen moeten laten informeren. Zijn beroep werd ongegrond verklaard. Pleister op de wonde was dat hij vanwege het overschrijden van de redelijke termijn wel een schadevergoeding kreeg van € 2500.