Een zorginstelling mag slechts 4% van de WOZ-waarde in aftrek brengen als huisvestingskosten van de onderneming. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de werkelijke huurwaarde niet van belang.
De zorgonderneming moest in 2012 direct vertrekken uit het pand van waaruit de onderneming werd geëxploiteerd. De onderneemster verhuisde de onderneming naar haar eigen woning, en naar een andere onroerende zaak die zij met haar partner bezat. In haar IB-aangifte 2012 brengt zij €28.516 in aftrek, als huisvestingsvergoeding. De Belastingdienst deed een boekenonderzoek en legde daarna een navorderingsaanslag op aan. Reden: de huisvestingslasten zouden flink zijn opgeklopt. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedroeg € 39.402 en het aangegeven inkomen uit sparen en beleggen € 100. In de aangifte is de eigen woning voor het gehele jaar aangemerkt als eigen woning in box 1, terwijl het andere pand is aangegeven in box 3.
De rechtbank vindt 4% van de WOZ-waarde als aftrek van huisvestingskosten mooi genoeg en wijst er daarbij op dat de werkelijke huurwaarde, gezien de duidelijke bepalingen daarover in de Wet IB 2001, er niet toe doet. Daarnaast mocht de zorgonderneemster nog een evenredig deel van de huurderslasten aftrekken. Maar daar hield het op.