Voor de erfbelasting moet de waarde van een bij legaat verkregen Zwitserse vakantiewoning worden bepaald. Voor de heffing van erfbelasting moet worden uitgegaan van de waarde van het chalet zoals bepaald in het taxatierapport van de kleinkinderen, zo oordeelt Rechtbank Den Haag.
In het testament van een vrouw die in 2017 is overleden heeft zij bepaald dat een van haar twee zonen erfgenaam is. De andere zoon heeft vier kinderen en die hebben bij legaat het deel van hun oma in een Zwitsers chalet verkregen. De andere helft van het chalet was na het overlijden van hun opa in 2014 door hem aan de kleinkinderen gelegateerd. Die nalatenschap is niet afgewikkeld.
Legitieme portie
De ene zoon heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie in de nalatenschap van zijn moeder en die heeft in haar laatste testament bepaald dat inkorting door de zoon allereerst dient plaats te vinden op het legaat van de onverdeelde helft van het chalet in Zwitserland en vervolgens overeenkomstig de wet.
Op 4 december 2018 is namens de kleinkinderen een aangifte erfbelasting ingediend. In deze aangifte is onder “overige onroerende zaken” het chalet in Zwitserland opgenomen met een WOZ waarde van € 141.262. De inspecteur van de belastingdienst heeft in november 2019 vragen gesteld over de aangifte.
De kleinkinderen reageren hierop door in de aangifte voor het vastgoed in Nederland respectievelijk Zwitserland de WOZ-waarden te hebben weergegeven. De kleinkinderen en de andere zoon hebben een rapport laten opstellen door een Zwitserse taxateur.
Vergelijkingsmethodiek
De inspecteur bekijkt de taxatierapporten en constateert dat deze is opgesteld voor de bepaling van de mogelijke verkoopprijs en dat de waardebepaling is gebaseerd op de vergelijkingsmethodiek. Ook vindt hij dat de grondwaarde te laag is vastgesteld en die corrigeert hij dan ook naar een bedrag van € 430.609 voor het hele chalet.
De grondwaardecorrectie heeft de inspecteur daarna gemiddeld en opgeteld bij de taxatiewaarde uit het rapport van de kleinkinderen. De hogere eindwaarde heeft hij vervolgens gemiddeld met de taxatiewaarde uit het taxatierapport van de andere zoon.
De kleinkinderen vinden dat de inspecteur de waarde van het chalet ten onrechte heeft gecorrigeerd naar een waarde van € 430.609. Die waarde moet volgens hen op (50% van) de “Zwitserse WOZ-waarde” worden gesteld.
Zwitserse WOZ-waarde
De inspecteur reageert door te stellen dat die “Zwitserse WOZ-waarde “ niet bruikbaar is omdat het chalet moet worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer.
Rechtbank Den Haag stelt dat, omdat het chalet in Zwitserland ligt, er geen WOZ-beschikking voor afgegeven is. In dat geval moet men de waarde bepalen met inachtneming van de bepalingen van de WOZ.
Dat wil zeggen op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen, oftewel de waarde in het economisch verkeer.
Lawinegebied
Met de door de inspecteur aangegeven waarde van € 430.609 is naar de mening van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat deze waarde niet te hoog is. Gelet op de ligging van het chalet, zo stelden de kleinkinderen al, moet worden uitgegaan van een lagere grondwaarde. Het chalet is gelegen op ongeveer een kwartier lopen van het autovrije centrum en bovendien in een lawinegebied.
De rechtbank kan zich echter niet vinden in het standpunt van een van de kleinkinderen dat de fiscus de waarde van het chalet had moeten stellen op de Zwitserse WOZ-waarde, omdat niet aannemelijk is dat dit de waarde in het economische verkeer betreft.
Een bedrag van omgerekend € 328.577 zoals bepaald in het taxatierapport van de kleinkinderen, ziet de rechtbank als het uitgangspunt voor de waarde van het gehele chalet.