De Tweede Kamerleden Helma Lodders (VVD) en Pieter Omtzigt (foto, CDA) hebben staatssecretaris Menno Snel van Financiën aanvullende vragen gesteld over beleggingsrisico’s van AEX-hoofdfondsen en vastgoed. Dit met het oog op de proefprocessen die lopen over de vermogensrendementsheffing.Bij de verdediging van de vermogensrendementsheffing heeft de Belastingdienst namens de staatssecretaris aangevoerd ‘dat hoofdfondsen en onroerende zaken een stabiele beleggingsvorm vormen met weinig risico’s’. Dat is van belang omdat er bij de invoering van de heffing in 2001 vanuit werd gegaan dat de veronderstelde opbrengst van 4% waarover belasting wordt geheven, zonder risico haalbaar zou zijn. De Kamerleden willen nu weten hoe het kabinet tegelijkertijd kan beweren dat er weinig risico’s zitten aan hoofdfondsen en onroerende zaken én dat AEX-beleggingen juist niet risico-arm zijn.
AFM
De parlementariërs wijzen erop dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de genoemde beleggingscategorieën (hoofdfondsen en onroerende zaken) ‘terecht’ niet per definitie ziet als stabiel en als weinig risicovol. Verder herinneren ze de staatssecretaris eraan dat in het regeerakkoord staat dat in de vermogensrendementsheffing (box 3) ‘sneller wordt aangesloten op het werkelijk rendement van spaartegoeden en dat in deze kabinetsperiode een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement zal worden uitgewerkt’.
Forfaitair rendement
Sinds de financiële crisis van 2008 is de rente op spaargeld en deposito’s steeds verder van het forfaitaire rendement van 4 % af komen te liggen. Ook de opbrengst uit staatsobligaties ligt al jaren lager. Duizenden belastingplichtigen maakten daarom bezwaar tegen de heffing in box 3 van de inkomstenbelasting. De Bond voor Belastingbetalers voert proefprocedures in dit massaal bezwaar. De procedures lopen inmiddels op het niveau van de Hoge Raad, de hoogste rechtsinstantie op het gebied van belastingzaken.