Voor buitenlandse werknemers die een deel van het jaar in Nederland werken en daarna vertrekken, mag de heffingskorting naar rato van het aantal gewerkte maanden worden toegepast. Nederlanders die een deel van het jaar werken mogen wel rekenen op de volledige heffingskorting. Het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat die regeling niet discriminerend is.
Een Poolse vrouw werkt van 1 januari tot en met 21 juni 2013 in Nederland en is in die periode verzekerd en premieplichtig voor de volksverzekeringen. Daarna vertrekt ze naar Polen, waar ze gaat wonen. Op haar in Nederland verdiende salaris van € 9.401 is € 1.399 aan loonheffing ingehouden en € 2.928 aan premie volksverzekeringen. Op de verschuldigde belastingen is € 1.254 aan algemene heffingskorting en € 840 aan arbeidskorting in mindering gebracht. Het premiedeel van de algemene heffingskorting is tijdsevenredig verminderd naar rato van de periode waarin de vrouw in 2013 premieplichtig was.
Rechters oordelen: geen discriminatie
De vrouw stapt naar de rechter: die behandeling is in strijd met het vrije verkeer van werknemers binnen de EU, omdat een zodanige korting voor Nederlandse ingezetenen niet van toepassing is, vindt ze. De rechter verwerpt haar bezwaar. Het Hof Den Bosch wijst in hoger beroep de vordering ook af, omdat de Poolse in Nederland slechts gedurende een bepaalde periode als werknemer arbeid in loondienst heeft verricht. Dat is ongelijke behandeling, omdat het bedrag van de toegekende kortingen afhankelijk is van de vraag of de betrokkene verzekerde voor de Nederlandse volksverzekeringen is en van de duur van de periode van premieplicht.
Prejudiciële vraag
De vrouw gaat in cassatie; de Hoge Raad vraagt vervolgens aan het Europese Hof van Justitie of de gedeeltelijke heffingskorting zich verenigt met het Europees recht. De vraag is onder meer of een werknemer die zijn volledige jaarinkomen heeft verworven in een lidstaat waarin hij niet of niet meer woont, niet recht zou moeten hebben op het volledige premiedeel van de heffingskorting, hoewel die werknemer niet gedurende het volledige jaar verzekerd was voor de volksverzekeringen van die lidstaat.
Wfsv discrimineert niet direct
De Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) raakt alle personen die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar niet premieplichtig waren voor de volksverzekeringen op dezelfde wijze, zonder onderscheid te maken op grond van hun nationaliteit. Er is dus geen sprake van directe discriminatie, constateert het Hof. Dat stelt vast dat het gaat om een regeling die betrekking heeft op het nationale socialezekerheidsstelsel en dat er geen sprake is van een fiscale kwestie.
Verschil in behandeling
Omdat de vrouw na haar vertrek uit Nederland niet meer was verzekerd in het Nederlandse socialezekerheidsstelsel en niet premieplichtig was, had zij geen recht op het volledige bedrag van het premiedeel van de heffingskorting. De regeling heeft alleen met betrekking tot het tweede deel van 2013 geleid tot een verschil in behandeling tussen de Poolse en iemand die gedurende dat gehele jaar is verzekerd in het Nederlandse socialezekerheidsstelsel. ‘Ook al heeft een dergelijke persoong een inkomen meer gedurende dat tweede deel van het jaar, hij heeft immers wel recht op de volledige heffingskorting voor het premiedeel, die primair op zijn premie volksverzekeringen wordt toegepast en subsidiair op zijn belastingen. Dit impliceert dat bij een gelijkwaardig inkomen de volle toepassing van de heffingskorting voor de premie volksverzekeringen op een persoon die gedurende het gehele jaar is verzekerd in het Nederlandse socialezekerheidsstelsel, tot lagere sociale lasten, of zelfs lagere belasting, leidt dan die welke worden gedragen door een persoon die tijdens dat zelfde jaar ophoudt te zijn verzekerd in dit stelsel.’
Objectief verschil
Er is een objectief verschil tussen de situatie van een persoon die tijdens een gegeven jaar ophoudt te zijn verzekerd in het Nederlandse socialezekerheidsstelsel en een werknemer die gedurende dat gehele jaar verzekerd blijft in dat socialezekerheidsstelsel, aldus het hof. ‘Het primaire Unierecht kan een werknemer evenwel niet waarborgen dat verplaatsing naar een andere lidstaat dan zijn lidstaat van herkomst op sociaal gebied neutraal is, aangezien een dergelijke verplaatsing, rekening houdend met de verschillen tussen de regelingen en wetgevingen van de lidstaten, naargelang van het geval, op dat gebied meer of minder voordelig kan zijn voor de betrokken persoon.’ Het Europese recht waarborgt alleen dat voor werknemers die een activiteit uitoefenen op het grondgebied van een andere lidstaat dan hun lidstaat van herkomst, dezelfde voorwaarden gelden als voor de werknemers van die andere lidstaat, aldus het hof.
De Wfsv is daarom niet (indirect) discriminerend.