Het verstrekken van een kaart waarmee een zakelijke berijder een elektrisch voertuig kan opladen, moet worden gezien als het fictief leveren van energie en daarmee van goederen. Dat concludeert de advocaat-generaal in een rechtszaak bij het Europees Hof van Justitie; dat kan positief uitwerken op de aftrekbaarheid van btw voor deze kaartleveranciers.
Eerder werd geoordeeld dat een tankkaart voor fossiele voertuigen moest worden gezien als een dienst, namelijk kredietverlening. De levering van het goed – brandstof – gebeurde rechtstreeks tussen energieleverancier en de kaartgebruiker. Dat leidde onder meer tot niet-aftrekbare btw bij tankkaartverstrekkers. In Nederland is onder voorwaarden alsnog aftrek toegestaan.
Aftrekrecht gewaarborgd
Een besluit over het opladen van elektrische voertuigen is er nog niet. Het advies zou positief zijn voor ondernemers die dergelijke oplaadkaarten verstrekken in de EV-keten. ‘Door tot het oordeel te komen dat dergelijke ondernemers door middel van de commissionairsfictie een goederenlevering verrichten, is geen sprake van een kredietverleningsdienst en wordt het btw-aftrekrecht gewaarborgd. De A-G lijkt geïnspireerd te zijn door het btw-comité van de EU die eerder ook tot een dergelijke conclusie kwam’, zo analyseert PwC.
De rechtszaak gaat om het Duitse bedrijf Digital Charging Solutions dat gebruikers van elektrische voertuigen toegang verleent tot een netwerk van oplaadpunten in Zweden. Daarover zijn contracten gesloten met exploitanten; die registreren via de gebruikerskaarten de laadsessies en factureren vervolgens de kosten aan Digital Charging Solutions, die daarna de gebruikers weer maandelijks een factuur stuurt. Dat bedrag is onafhankelijk van het werkelijke elektriciteitsverbruik.
De Zweedse fiscus vindt dat Digital Charging Solutions aan de gebruikers elektriciteit levert, waaraan de netwerktoegang ondergeschikt is. Maar het bedrijf zelf vindt dat de levering van de elektriciteit en de netwerkdiensten twee aparte leveringen zijn en dat alleen het deel van de levering dat betrekking heeft op elektriciteit belastbaar is in Zweden.
Opladen is goederenlevering
De Zweedse rechter heeft aan het Europees Hof gevraagd of het opladen van het voertuig bij een oplaadpunt een levering van goederen vormt – en daarop is het antwoord ja, zo oordeelde het hof eerder al. De tweede vraag is of de levering van goederen aanwezig is in elke schakel van de transactieketen, waarbij er in elke schakel een overeenkomst is, maar alleen de gebruiker van het elektrische voertuig kan beslissen over zaken hoeveelheid en tijdstip van aankoop, de oplaadlocatie en de manier waarop de elektriciteit wordt gebruikt.
Commissionairsmodel
De AG vindt dat er geen sprake is van kredietverlening, zoals bij de tankkaart, omdat het bedrijfsmodel voor het opladen van EV’s verschilt van dat van tanken en omdat de kaarten of apps voor het opladen van EV’s geen betaalinstrumenten zijn.
Er is veel eerder sprake van een commissionairsmodel, waarbij een persoon die handelt in naam en voor rekening van een andere persoon bij de levering van een goed, wordt geacht dat goed zelf te hebben ontvangen en geleverd. Dan is er een transactie waarbij de kaartleverancier een commissionair is betrokken die handelt als tussenpersoon tussen de leverancier van het laadpunt en de kaart- of appgebruiker. Dat model sluit volgens de AG beter aan bij de contractuele regelingen en de rol van de betrokken partijen. Er moet dan wel onder meer sprake van zijn dat de door de commissionair afgenomen goederenleveringen identiek zijn aan de leveringen die aan de opdrachtgever zijn verkocht of overgedragen.
Het is nu afwachten wat het Hof gaat oordelen. ‘Mocht het echter de overwegingen van de AG volgen, dan kan dit een aangename uitkomst zijn voor ondernemers die dergelijke kaarten verstrekken in de EV-keten, aangezien dit aansluit bij de huidige marktpraktijk’, aldus PwC.