Om voor vrijstelling van de overdrachtsbelasting in aanmerking te komen moet onder andere sprake zijn van een situatie waar commerciële factoren ontbreken. De Hoge Raad oordeelt, in navolging van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat daar bij de verkoop van vier complexen van seniorenwoningen voor 17,5 miljoen euro geen sprake van was.
Verkoop seniorencomplexen
Een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet (en ook een algemeen nut beogende instelling) kocht de complexen van een vergelijkbare instelling. Bij het Hof was in geschil of de verkrijging van de vier complexen van overdrachtsbelasting is vrijgesteld. Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat bij de overdracht van de vier complexen commerciële factoren een rol hebben gespeeld, omdat de koopsom voor deze complexen hoger is dan de boekwaarde (aanschafwaarde minus afschrijvingen) ervan. De vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter h, van de Wet BRV is dan niet van toepassing, aldus het Hof.
Open norm
Bij de Hoge Raad werd betoogd dat de in artikel 5d, lid 1, aanhef en letter b, van het Uitvoeringsbesluit opgenomen zinsnede “mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen” een open norm betreft die uitgelegd moet worden in het licht van doel en strekking van de vrijstelling van artikel 15, lid 1, aanhef en letter h, van de Wet BRV. Het beschikbaar blijven van vermogen voor activiteiten in de sfeer van het algemeen nut is bij die uitleg leidraad. Daarom heeft het Hof ten onrechte belang toegekend aan de omstandigheid dat de voor de verkrijging van de vier complexen betaalde koopsom hoger is dan de boekwaarde ervan, voerde de instelling aan.
Arrest
In het arrest spreekt de Hoge Raad uit dat in het Uitvoeringsbesluit is bepaald dat de vrijstelling van toepassing is op een verkrijging door een ANBI bij een taakoverdracht tussen twee of meer ANBI’s, als in het kader daarvan alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende ANBI worden overgedragen, mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen.
In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 23 december 2009 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en enkele andere besluiten is artikel 5d van het Uitvoeringsbesluit, voor zover voor deze zaak van belang, als volgt toegelicht:
“(…)
De voorwaarden uit dit artikel zijn er op gericht dat het vermogen (inclusief eventuele reserves) beschikbaar blijft voor activiteiten in de sfeer van het algemeen nut of voor de verenigingsactiviteiten.
(…)
Bij de juridische fusie of taakoverdracht mogen commerciële factoren geen rol spelen. Dit betekent dat de verdwijnende ANBI’s of verenigingen geen uitkeringen uit hun vermogen mogen doen. Daarnaast mogen zij in geval van een taakoverdracht geen koopsom of andere prestaties bedingen. Een symbolische koopsom van € 1 is hierbij echter wel toegestaan. Het geen rol spelen van commerciële factoren, de eis dat geen koopsom mag worden bedongen, wordt zo ingevuld dat daar geen sprake van is in de situatie waarin op grond van publiekrechtelijke regelgeving een koopsom wordt bedongen ter grootte van ten hoogste de boekwaarde van het overgedragen vermogensbestanddeel.”
(Stb. 2009, 615, blz. 49 en 50)
Anders dan het middel betoogt kan hieruit niet worden afgeleid dat de besluitgever voor de toepassing van artikel 5d, lid 1, aanhef en letter b, van het Uitvoeringsbesluit van belang heeft geacht de omstandigheid dat de koopsom van een onroerende zaak mede betrekking heeft op de daarin schuilende (stille) reserves, zodat die reserves beschikbaar blijven voor activiteiten van algemeen nut van de overdragende ANBI. In zoverre faalt het middel, spreekt de Hoge Raad uit.