De relatie tussen de Belastingdienst en belastingadviseurs is de laatste jaren verkild. Dat is vooral jammer voor de Belastingdienst. De meerwaarde die belastingadviseurs voor de fiscus kunnen hebben, blijft zo onbenut. De Belastingdienst heeft het niet gemakkelijk, stelt mr. Pieter Kok. Jarenlange bezuinigingen, een uit de hand gelopen vertrekregeling en in de soep gelopen automatiseringsprojecten hebben hun sporen nagelaten.
Longread.
Alle reden dus voor een charmeoffensief, zou je zeggen. Belastingadviseurs merken daar echter niets van. Sterker nog: de relatie tussen de Belastingdienst en belastingadviseurs is de laatste jaren verhard. Dat is vervelend voor belastingadviseurs en voor hun cliënten, die steeds vaker worden geconfronteerd met een formele benadering en met de dreiging van opgelegde boetes. Maar het is vooral een gemiste kans voor de Belastingdienst. Want in een onderlinge sfeer van wantrouwen wordt de meerwaarde die belastingadviseurs voor de Belastingdienst kunnen hebben, niet benut.
Onderzoek NOB en RB
Uit een recent onderzoek dat in opdracht van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en het Register Belastingadviseurs is gebleken dat de relatie van de belastingadviseurs met de Belastingdienst de afgelopen jaren is verslechterd. Vooral voor adviseurs zonder vast aanspreekpunt bij de fiscus zijn de bereikbaarheid en toegankelijkheid niet op het niveau dat anno 2019 verwacht mag worden.
Nog ernstiger is de conclusie uit het onderzoek dat de fiscus het in de praktijk niet zo nauw neemt met de rechtszekerheid en de rechtsbescherming. De Belastingdienst zet de beschikbare drukmiddelen (zoals boetes en zelfs strafrechtelijke vervolging) vaker op een niet-correcte manier in. Dreigen met sancties is aan de orde van de dag. Adviseurs komen steeds moeilijker tot afspraken met de Belastingdienst, die zich steeds formeler opstelt.
In onze rechtsstaat dient iedere overheidsinstantie, en zeker de Belastingdienst, zich onberispelijk te gedragen. Inspecteurs behoren zich magistratelijk en onpartijdig op te stellen en strikt te houden aan de geldende wetten, regels en voorschriften, zonder zich in te laten met grensverkenning. Vooral daarom moet onderzoek van NOB en RB serieus moet worden genomen, zoals uit de volgende praktijkvoorbeelden blijkt.
Handboek Controle
Dat de Belastingdienst het niet zo nauw neemt met de rechtszekerheid en de rechtsbescherming, blijkt vaak tijdens boekenonderzoeken. We zien met regelmaat dat medewerkers van de Belastingdienst zich niet houden aan interne werkinstructies. De Belastingdienst Kennisgroep Vaktechniek Toezicht brengt jaarlijks het Handboek Controle uit (hierna: Handboek) met richtlijnen voor controlemedewerkers. Het laatste Handboek (december 2018) omvat maar liefst 208 pagina’s met richtlijnen voor het volledige verloop van een boekenonderzoek. Controlemedewerkers moeten zich hieraan houden en mogen alleen afwijken als zij dat, in overleg met hun leidinggevende, op goede gronden kunnen rechtvaardigen. En daar wringt de schoen!
Vaak ontstaan voorafgaand aan of tijdens een boekenonderzoek zeer grote meningsverschillen tussen de controlemedewerker en de accountant of belastingadviseur van de betreffende ondernemer, omdat de laatste een beroep doet op het Handboek. Dat leidt nogal eens tot de opmerking van de controlemedewerker dat hij “niets met het Handboek te maken heeft” en dat hij het boekenonderzoek op zijn eigen wijze inricht en uitvoert. Dit leidt onvermijdelijk tot willekeur en ondermijnt niet alleen de positie van de belastingplichtige, maar ook het gezag van de fiscus en daarmee de overheid.
Het voert hier te ver om de vele irritaties tussen adviseurs en controlemedewerkers gedetailleerd te bespreken. Maar deze kunnen bijvoorbeeld al snel ontstaan na de eerste aankondigingsbrief voor het boekenonderzoek. Hierin wordt een groot aantal inlichtingen en gegevens opgevraagd, waaronder de auditfiles. Deze kunnen worden gebruikt om een statistische steekproef uit te voeren. Het Handboek schrijft voor dat de belastingplichtige of zijn adviseur daarover vooraf geïnformeerd dient te worden. Sterker nog, als blijkt dat de belastingplichtige of zijn adviseur onvoldoende kennis heeft van een statistische steekproef, dient de controlemedewerker zelfs te adviseren deskundige hulp in te schakelen. In de praktijk wordt echter met grote regelmaat een ‘overvaltechniek’ toegepast en krijgt de belastingplichtige en/of zijn adviseur meestal pas iets te horen als de steekproef al is uitgevoerd en al een (groot) aantal fouten in de administratie is geconstateerd, met alle mogelijke consequenties van dien.
‘Fiscus negeert richtlijnen Handboek bij belastingcontrole’
En dit terwijl het Handboek een belastingcontrole omschrijft als “het proces waarin de controlemedewerker vakbekwaam, gestructureerd, systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd informatie verkrijgt en objectief beoordeelt, teneinde een antwoord te verkrijgen op de vraag of het object dat aan de controle onderworpen is, voldoet aan de normen die van toepassing zijn.” In de praktijk houden controlemedewerkers zich hier echter slechts zelden aan. Zoals een fiscalist laatste verzuchtte: “Het Handboek is ongeveer 200 bladzijden dik, maar de meeste controlemedewerkers lappen de richtlijnen van bladzijde één tot bladzijde 200 aan hun laars!”
Intimiderend optreden
Het doel van een inleidend gesprek tijdens een boekenonderzoek is om werkafspraken te maken over bijvoorbeeld de communicatie, het stellen van vragen en het maken van fotokopieën. Door de genoemde overvaltechniek komt het daar echter vaak niet van en zijn de verhoudingen al meteen verstoord. Als de adviseur dan ook nog vraagt om een schriftelijke vastlegging van het inleidende gesprek, zoals het Handboek voorschrijft, is slechts een zeer kleine minderheid van de controlemedewerkers daartoe bereid. Natuurlijk zullen controlemedewerkers ook wel eens onheus door accountants of adviseurs worden bejegend, maar veel irritaties en niet zelden ruzies tijdens boekenonderzoeken ontstaan nu eenmaal omdat controlemedewerkers zich niet aan interne richtlijnen houden en een ‘magistratelijke houding’ ver te zoeken is.
De Belastingdienst deinst er ook niet voor terug adviseurs te dreigen met een hoge medepleegboete of andere sanctie voor relatief geringe vergrijpen. Dreigen met een medepleegboete van zelfs 100% komt veel voor, zelfs als duidelijk is dat de adviseur (nagenoeg) niets te verwijten valt.
Zonder uitzondering ervaren adviseurs de verhoren door de Belastingdienst in het kader van een schuldonderzoek voor het opleggen van een mogelijke medepleegboete als uiterst intimiderend. Tijdens dergelijke verhoren worden niet zelden zeer insinuerende vragen gesteld die niets van doen hebben met het vaststellen van de feiten. Zoals een ondervraagde adviseur eens opmerkte: “De Belastingdienst was niet op zoek naar DE waarheid maar naar HUN waarheid.”
Kinderopvangtoeslag
Ook tijdens een fiscale bezwaar- en beroepsprocedure vindt regelmatig laakbaar handelen plaats. Het recent in de publiciteit gekomen optreden van ambtenaren van de Belastingdienst/Toeslagen rond de kinderopvangtoeslag, spreekt hier boekdelen. Stukken werden bewust achtergehouden, zodat honderden en wellicht zelfs duizenden gezinnen ten onrechte in financiële problemen kwamen door het stopzetten van hun kinderopvangtoeslag. Deze handelwijze leidde er zelfs toe dat staatssecretaris Snel na veel aandringen moest toegeven dat “zijn” dienst onrechtmatig had gehandeld. Hij zegde daarop toe dat gedupeerden niet alleen alsnog de niet ontvangen kinderopvangtoeslag zullen ontvangen, maar ook schadeloos gesteld zullen worden. Geen wonder dat het vertrouwen in de overheid en de Belastingdienst, zeker van de gedupeerden tot beneden nul gedaald is.
Inmiddels is alom erkend dat het rond de kinderopvangtoeslag nooit zover had mogen komen. Helaas is dit echter geen incident en worden in fiscale procedures veel vaker stukken achtergehouden en krijgen de belastingplichtige én de rechter daarin geen inzage in.
Fiscus is oorlog
Ook tijdens fiscale rechtszaken vergeten inspecteurs nog wel eens dat zij zich als vertegenwoordiger van onze overheid magistratelijk, onpartijdig dienen op te stellen en oog dienen te hebben voor de burgerrechten van de cliënt. Een bekend voetbaltrainer zei ooit ‘Voetbal is oorlog’, maar voor de Belastingdienst lijkt ook een fiscale procedure vaak oorlog te zijn en worden (ontlastende) stukken aan de ‘tegenstander’ onthouden.
Steeds vaker moet een rechtbank of een gerechtshof in een fiscale procedure een geheimhoudingskamer samenstellen om een oordeel te geven over de vraag of de inspecteur bepaalde stukken moet overleggen of dat deze geheim mogen blijven. Een zeer bekend voorbeeld hiervan is de Tipgeverzaak, waarin de fiscus weigerde de identiteit van een tipgever openbaar te maken.
Deze proceshouding van de inspecteur wekt niet alleen veel wrevel bij de procederende adviseurs, maar zeker ook bij de rechters die essentiële informatie wordt onthouden. Aan de neutrale proceshouding die van een inspecteur verwacht worden, schort het dus nog wel eens.
Investeren in relatie
De Belastingdienst ziet niet alleen de belastingplichtige, maar ook de belastingadviseurs nog vaak als tegenstander, terwijl adviseurs het leven van de fiscus juist kunnen vergemakkelijken, bijvoorbeeld door te zorgen dat belastingplichtigen hun dossier op een goed geordende en onderbouwde wijze aanleveren. Dat bespaart de Belastingdienst veel tijd en die moet, gelet op de beschikbare menskracht, buitengewoon welkom zijn.
‘Adviseurs kunnen leven fiscus juist makkelijker maken’
Organisaties die maatschappelijk onder vuur komen te liggen, hebben echter de neiging zich van de buitenwereld af te sluiten. Dat is begrijpelijk, maar niet verstandig. De Belastingdienst zou daarom, juist nu, de luiken open moeten gooien en moeten investeren in de relatie met belastingadviseurs. En dat betekent allereerst: zorgen voor betere bereikbaarheid via telefoon en e-mail, inzetten op een effectievere en efficiëntere Helpdesk en op sneller en gemakkelijker rechtstreeks contact tussen dossierbehandelaars en belastingadviseurs. En vervolgens en nog veel belangrijker: adviseurs die vasthouden aan een correcte procesgang en aan de in het Handboek vastgelegde spelregels niet bestempelen als ‘lastig’, maar als hulp om de grondrechten van de burger te beschermen.
Gemiste kans
Alleen wanneer de komende jaren actief wordt gewerkt aan verbetering van de relatie tussen Belastingdienst en adviseurs, uiteraard met inachtneming van ieders eigen rol en verantwoordelijkheden, kan de negatieve trend worden omgebogen die uit het onderzoek van NOB en RB naar voren is gekomen. Dat zou niet alleen goed nieuws zijn voor de belastingadviseurs. Want ruzie met de Belastingdienst is nu eenmaal een gemiste kans, zeker voor de Belastingdienst zelf.
Mr. Pieter W. Kok is adviseur Formeel belastingrecht bij ProceD.
Dit artikel verscheen eerder in de papieren jubileumeditie van Accountancy Vanmorgen
Ook interessant voor u! Cursus Formeel belastingrecht op 3 oktober aanstaande door Mr. Pieter Kok