De naheffingsaanslagen loonheffingen die de Belastingdienst oplegde aan een ondernemer in interieurreiniging zijn terecht, oordeelt de Rechtbank Noord-Holland. De ondernemer voerde aan dat de boekhouder zonder zijn medeweten twee valse facturen had opgemaakt voor de inlening van personeel. De Belastingdienst had de facturen aangetroffen bij een boekenonderzoek en naar aanleiding daarvan naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd. De rechtbank oordeelt echter dat de ondernemer zich daar niet achter kan verschuilen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBNHO:2020:5462
Boekenonderzoek
Bij een boekenonderzoek in 2013 bij de VOF werden valse facturen van in totaal meer dan twee ton uit 2010 en 2011 gevonden met betrekking tot het inlenen van personeel. In werkelijkheid waren de uren door eigen personeel gemaakt in plaats van door ingeleend personeel. Voor het jaar 2012 waren bovendien geen facturen voor inlening van personeel in de administratie opgenomen, terwijl wel een bedrag van in totaal € 187.000 aan kosten voor inlening van personeel was verantwoord.
Rechtszaak over naheffingsaanslagen
De fiscus legde naheffingsaanslagen loonheffingen op, maar de VOF spande een zaak aan waarbij ter verdediging naar de boekhouder werd gewezen. De rechtbank oordeelt echter dat door de valse facturen niet de vereiste aangifte is gedaan. Het is bovendien door de vervalste facturen aannemelijk dat de door de VOF gestelde inlening van personeel in 2012 ook niet heeft plaatsgevonden. Omdat de VOF niet de vereiste LB-aangifte heeft gedaan is er sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. Daarmee is het aan de VOF om te doen blijken dat de naheffingsaanslagen onjuist zijn, maar daar is de onderneming naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
Ondernemer moet van facturen hebben geweten
De fiscus heeft volgens de rechter aannemelijk gemaakt dat de ondernemer moet hebben geweten dat de facturen vals waren en daarmee dat de aangiften loonheffing naar een te laag bedrag werden ingediend. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de ondernemer de manuurstaten niet heeft bewaard, zodat niet langer te achterhalen is welk personeelslid waar en wanneer heeft gewerkt en dat de bedragen die als inlening zijn gepresenteerd van een zodanige omvang zijn dat dit de ondernemer niet kan zijn ontgaan.
Ook merkt de rechtbank nog op dat kennis en inzicht van personen aan wie een belastingplichtige het doen van aangifte overlaat of die de belastingplichtige anderszins behulpzaam zijn geweest bij de nakoming van zijn verplichting tot het doen van aangifte, in dit verband aan die belastingplichtige worden toegerekend (vgl. HR 23 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BD3566, en HR 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0663). Hieruit leidt de rechtbank af dat ook andere gedragingen van een dergelijk persoon, zoals het opmaken van valse facturen, voor zover het de verschuldigdheid van de loonheffing betreft, aan de belastingplichtige moeten worden toegerekend. Voor zover het gebrek in de aangiften al aan haar boekhouder te wijten zou zijn, dient dit naar het oordeel van de rechtbank aan de VOF te worden toegerekend.