Een via een stichting gedreven accountantskantoor is toerekenbaar tekortgeschoten bij een fiscaal advies in 2003 rond de bedrijfsoverdracht van een melkvee- en varkensbedrijf van vader op zoon, heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld. Een senior agrarisch adviseur van het accountantskantoor liet na om te adviseren over de fiscale gevolgen voor de vader van het uitoefenen van zijn voorkeursrecht op gedeeltelijke terugkoop.
Toch worden de vader en zoon maar gedeeltelijk in het gelijk gesteld in hun zaak tegen het accountantskantoor. De klachten van de zoon zijn namelijk verjaard, oordeelt het Hof. Die van de vader slagen slechts deels, aangezien volgens het Hof niet vaststaat dat afzien van het voorkeursrecht door hem zou leiden tot andere fiscale gevolgen.
Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2020:2467
Melkvee- en varkensbedrijf
Senior dreef sinds 1991 samen met zijn echtgenote in maatschapsverband een melkvee- en varkensbedrijf. De zoon trad in 1994 toe tot de maatschap van zijn ouders. In 1997 zette hij de exploitatie van de maatschap voor eigen rekening en risico voort. In de notariële akte over de overdracht werd een voorkeursrecht van koop opgenomen ten behoeve van senior en zijn echtgenote met betrekking tot één van de verkochte onroerende zaken met opstal en toebehoren. Dit voorkeursrecht hield in, dat de zoon de betreffende onroerende zaak zou willen vervreemden vóór 1 januari 2007, de vader in dat geval de onroerende zaak zou mogen terugkopen voor dezelfde prijs als die zijn zoon had betaald bij de bedrijfsoverdracht.
Advies senior agrarisch adviseur
In 2003 wendde de zoon zich tot de senior agrarisch adviseur van het accountantskantoor voor advies over de voorgenomen verkoop door hem van de onroerende zaak waarop het voorkeursrecht van zijn vader rustte. De senior agrarisch adviseur gaf mondeling advies. Het bewuste perceel is vervolgens door de zoon terug verkocht aan zijn vader, die het vervolgens heeft doorverkocht aan derden. Hiermee behaalde hij een winst van € 331.490,00.
Aangiften inkomstenbelasting
Het accountantskantoor verzorgde in 2003 de aangiften inkomstenbelasting van vader en zoon. Bij brief van 1 december 2006 legde de Belastingdienst de vader voor het jaar 2003 een belastingaanslag inkomstenbelasting op voor een bedrag van € 187.140,- in verband met een door de Belastingdienst gestelde belaste verkoopwinst met betrekking tot de grondtransactie. Hiertegen maakte het accountantskantoor bij brief van 3 januari 2007 namens de vader bezwaar en zij is nadien hierover met de Belastingdienst in overleg getreden.
Lijfrenteverzekering
Het accountantskantoor liet daarna echter aan de vader weten dat de door hem genoten verkoopwinst inderdaad aan belastingheffing onderhevig is en adviseerde hem hierbij – na overleg hierover met de Belastingdienst – een lijfrenteverzekering met een te betalen premie van € 331.000,- af te sluiten teneinde de belastingheffing te beperken. Om de bewuste lijfrenteverzekering te kunnen financieren leende senior € 331.000,00 bij de bank. Hierna verminderde de Belastingdienst de aanslag tot nihil.
Aansprakelijkstelling
De vader stelde het accountantskantoor vervolgens aansprakelijke voor geleden schade in verband met vermeende onjuiste advisering. Bij het Hof draaide het om de vraag of het accountantskantoor als werkgever van de agrarisch adviseur aansprakelijk is voor de door vader en zoon gestelde beroepsfout. De vorderingen van de zoon zijn echter verjaard, oordeelt het Hof. Omdat de vader verschillende stuitingsbrieven schreef wordt zijn zaak wel inhoudelijk behandeld.
Toerekenbaar tekortgeschoten
Bij de beoordeling stelt het Hof voorop dat het accountantskantoor erkent dat zij de vader had moeten mededelen dat de verkoopwinst bij hem fiscaal belast zou worden en dat hij de mogelijkheid had om een stakingslijfrente te bedingen. Daarmee staat vast dat het accountantskantoor hem op dit punt niet volledig heeft geadviseerd. In zoverre is het accountantskantoor tegenover hem tekort geschoten in de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Het Hof veroordeelt daarom het accountantskantoor de hierdoor door de vader geleden en nog te lijden schade te vergoeden op te maken bij staat.
Advies niet per se nadelig
Voor de vraag of dit tot schade bij de gepensioneerde agrariër heeft geleid komt het aan op het antwoord op de vraag wat hij in het hypothetische geval dat het accountantskantoor hem correct zou hebben geïnformeerd dat de koopoptie tot een fiscale IB zou leiden die hij zou kunnen opvangen met stakingslijfrente, zou hebben gedaan. Het Hof verwerpt echter het betoog van vader voor zover dat is gebaseerd op het verwijt dat het accountantskantoor ten onrechte niet heeft geadviseerd dat hij zou moeten afzien van uitoefening van het voorkeursrecht. Ongeacht of vader het voorkeursrecht had uitgeoefend of niet, zou het bij die uitoefening behaalde resultaat namelijk bij hem in de belastingheffing moeten worden betrokken. Gelet daarop valt niet in te zien waarom het accountantskantoor hem had moeten adviseren af te zien van uitoefening van het voorkeursrecht. Gelet daarop valt evenmin in te zien dat het accountantskantoor vader had moeten adviseren over scenario’s van uitgestelde belastingheffing bij de zoon, nog afgezien van de vraag welke schade vader in verband daarmee zou hebben geleden. Het resultaat uit hoofde van de grondtransactie zou namelijk niet bij junior, maar bij vader in de heffing zijn betrokken.