Buitenlandse beleggingsfondsen mogen dividendbelasting terugvragen, zo komt de Hoge Raad terug op een eerdere uitspraak. Maar de voorwaarde die de hoogste rechter aan die teruggave stelt, maken vermoedelijk dat er in de praktijk weinig van terecht zal komen.
Het Duitse beleggingsfonds Köln-Aktienfonds Deka vroeg over zes boekjaren tussen 2002 en 2008 dividendbelasting terug. In totaal ging het om een kleine € 700.000. De Belastingdienst heeft die verzoeken afgewezen. Deka belegt onder meer in aandelen van Nederlandse bedrijven en betaalt over het dividend 15% belasting. In Nederland is Deka niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting; in Duitsland is het als zogeheten Sondervermögen vrijgesteld van de heffing van winstbelastingen. Tot 2004 konden particuliere participanten in een Sondervermögen de door Nederland ten laste van het Sondervermögen ingehouden dividendbelasting ingevolge de toenmalige Duitse wetgeving volledig verrekenen met de Duitse belastingheffing over de belaste helft van de heffingsgrondslag. Daarna was de verrekening tot 2008 beperkt tot de helft van de ingehouden Nederlandse bronheffing, mits die niet in mindering was gebracht op de winst.
Prejudiciële vragen
De zaak is voor de rechter gekomen. Eerder (in 2015) had de Hoge Raad geoordeeld dat buitenlandse beleggingsfondsen geen Nederlandse dividendbelasting kunnen terugvragen. De rechtbank in Breda had echter een aantal zogeheten prejudiciële vragen gesteld over de kwestie-Deka. Het antwoord van de Hoge Raad is dan leidend bij de uiteindelijke beslissing van de rechtbank.
Vervangende betaling
In die antwoorden geeft de hoogste rechter nu aan dat buitenlandse beleggingsfondsen toch met Nederlandse fondsen zijn te vergelijken en de status kunnen hebben van een fiscale beleggingsinstelling (fbi), ondanks dat zij geen dividendbelasting hoeven in te houden over de winstuitkeringen. Zij kunnen dus wél dividendbelasting terugvragen, maar daaraan stelt de Hoge Raad wel een voorwaarde: er moet een ‘vervangende betaling’ zijn. Over de winst moet een bedrag aan belasting worden berekend die het fonds had moeten inhouden en op aangifte aan de Nedrlandse Belastingdienst had moeten afdragen als het in Nederland zou zijn gevestigd.
Schending recht op vrij verkeer?
In het FD geeft fiscalist Robert van der Jagt van KPMG Meijburg aan dat die eis van vervangende betaling er in de praktijk toe leidt dat teruggave schier onmogelijk wordt. Hij geeft aan dat de meeste beleggingsfondsen die dividendbelasting terugvragen Duits zijn en die moeten de uitkeerbare winst conform de Duitse regels vaststellen. ‘Door een iets andere kostentoerekening leidt dat doorgaans tot een lagere winst dan volgens de Nederlandse maatstaven. Zo kan nooit aan de Nederlandse vereisten worden voldaan.’ Van der Jagt vraagt zich daarom af of de uitspraak wel overeenkomt met het recht op vrij verkeer van kapitaal binnen de EU.
Er lopen meer rechtszaken om het terugvragen van dividendbelasting door buitenlandse fondsen; daar zou ongeveer € 2 miljard mee gemoeid zijn.