Een 72-jarige tandarts krijgt van de rechtbank Overijssel een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, 100.000 euro geldboete en een taakstraf van 120 uur opgelegd wegens belastingfraude. De man woonde in Andorra, maar verzweeg jarenlang inkomsten uit werkzaamheden bij diverse Nederlandse tandartspraktijken in zijn aangiften inkomstenbelasting. De tandarts wordt wel vrijgesproken van witwassen. Het OM had 9 maanden onvoorwaardelijke celstraf geëist.
Uitspraak: ECLI:NL:RBOVE:2021:442
Buitenlands vermogen niet aangegeven
Het OM meldde tijdens de zitting dat uit onderzoek in het zogenaamde ‘Debet- en creditcardproject’ van de Belastingdienst was gebleken dat de tandarts veelvuldig betalingen deed in Nederland met een creditcard uitgegeven door een bank in Andorra. De man bleek geen opgaaf te doen van buitenlands vermogen in zijn IB-aangifte. Zo had hij volgens justitie inkomsten uit werkzaamheden bij diverse Nederlandse tandartspraktijken niet vermeld. De tandarts factureerde in de periode 2009-2014 voor meer dan 1 miljoen euro aan verschillende Nederlandse tandartspraktijken, met het verzoek de verschuldigde bedragen over te maken op een bankrekening in Andorra. Volgens een berekening van de Belastingdienst bedraagt het belastingnadeel over die jaren € 469.580.
Witwassen niet bewezen
De rechtbank acht het tenlastegelegde witwassen door de man niet bewezen. Op verschillende (verstop)plekken in de woning van de verdachte in Zeist werd een totaalbedrag aan contant geld aangetroffen van € 32.305,00. Volgens de rechter ging het mogelijk bij een deel van dat geld om huurbetalingen van de zoon van de tandarts.
Wel belastingfraude
De rechter acht wel bewezen dat de tandarts een aanzienlijk bedrag aan inkomsten ten onrechte niet heeft vermeld in de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2009, 2010, 2012, 2013 en 2014:
Verdachte heeft opzettelijk (samen met een ander of anderen) over vijf jaren onjuiste en onvolledige aangiften inkomstenbelasting gedaan. Verdachte had in die jaren woningen in Nederland, Andorra en Spanje en hij heeft in de aangiften laten vermelden dat hij in de desbetreffende jaren in Andorra woonde. Hij verrichte in die jaren echter structureel werkzaamheden bij verschillende in Nederland gevestigde tandartsenpraktijken en heeft de inkomsten die hij daarmee heeft verworven ten onrechte niet in de aangiften laten vermelden. Daardoor is in de aangiften telkens een te laag bedrag aan inkomsten vermeld. Dit feit strekte ertoe dat te weinig belasting zou worden geheven.
Benadelingsbedrag
Bij het bepalen van de strafmaat in (belasting)fraudezaken wordt doorgaans groot belang gehecht aan het benadelingsbedrag dat door de fraude is ontstaan. De rechtbank zal bij het vaststellen van het benadelingsbedrag, net als de officier van justitie, het jaar 2011 buiten beschouwing laten. De officier van justitie is bij het formuleren van haar strafeis uitgegaan van een benadelingsbedrag van € 469.580,00. De rechtbank is van oordeel dat dit benadelingsbedrag niet aannemelijk is geworden. Zij verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het witwassen van dit bedrag. Op basis van het dossier gaat de rechtbank ervan uit dat het benadelingsbedrag ligt tussen € 125.000,00 en € 250.000,00.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt dat bij een benadelingsbedrag van € 125.000,00 tot € 250.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden wordt opgelegd. Daarom neemt de rechtbank als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden.
Veel tijd verstreken
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat de redelijke termijn met ruim twee jaren is overschreden. Sinds de doorzoeking van de woning van verdachte op 28 november 2016 zijn ruim vier jaren verstreken. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van een groot tijdsverloop na het plegen van het feit. Sinds het indienen van de laatste belastingaangifte is meer dan vijf en een half jaar verstreken. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, dat hij inmiddels de leeftijd van 72 jaar heeft bereikt en dat zij, anders dan de officier van justitie, het onder 2 tenlastegelegde gewoontewitwassen niet bewezen acht.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend
Gelet op het grote tijdsverloop, het blanco strafblad en verdachtes gevorderde leeftijd, vindt de rechtbank het niet passend en geboden om verdachte nu nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Om de ernst van het strafbare handelen te benadrukken zal de rechtbank verdachte veroordelen tot de maximale taakstraf van 240 uren en hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van zes maanden. Bovendien zal zij verdachte veroordelen tot de door de officier van justitie gevorderde geldboete van € 100.000,00. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Belastingdienst verdachte (anders dan gebruikelijk is) geen boete heeft opgelegd, omdat de zaak nog door de strafrechter moest worden beoordeeld.
De voorwaardelijke straf heeft mede als doel om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw vergelijkbare feiten zal plegen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte nog steeds vergelijkbare werkzaamheden verricht.