Als een bank in het kader van haar Wwft-verplichtingen cliëntenonderzoek uitvoert naar de herkomst van het vermogen van een klant, kan die klant niet zomaar volstaan met een doorverwijzing naar de accountant.
Dat komt naar voren uit een kort geding dat het medische concern Polikliniek Holding onlangs aanspande tegen Rabobank bij het gerechtshof Amsterdam. De bank zegde de bancaire relatie met de bedrijvengroep op, nadat er volgens Rabobank onvoldoende duidelijkheid was verschaft door de klant. Het Hof oordeelt dat het aannemelijk is dat Rabobank voldoende reden had de cliëntrelatie met Polikliniek Holding c.s. te beëindigen, op grond van artikel 35 ABV en eveneens op grond van artikel 5 lid 3 Wwft. De beëindiging is volgens het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Polikliniek Holding
Polikliniek Holding is een financiële holdingmaatschappij, die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder van (i) Oogpolikliniek, (ii) Polikliniek Hoofddorp en (iii) Medical Service is. Oogpolikliniek houdt zich bezig met het uitvoeren van medische behandelingen zoals ooglaseren en haartransplantaties, Polikliniek Hoofddorp met de verhuur en inrichting van medische ruimtes en het faciliteren van medische behandelingen en Medical Service en XL Medical met het drijven van (een groot)handel in onder andere medische en tandheelkundige instrumenten; daarnaast adviseren zij op het gebied van management en bedrijfsvoering. Polikliniek Holding c.s. bankieren bij Rabobank en houden bij haar diverse bankrekeningen aan. De Belgische vennootschap Management Control Center bvba (MCC) hield in de periode van 17 april 2018 tot 24 december 2020 de aandelen in Polikliniek Holding en XL Medical.
Cliëntenonderzoek
In het kader van cliëntenonderzoek in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme stelde Rabobank in 2019 vragen aan Polikliniek Holding c.s. over onder meer de herkomst van het vermogen van aandeelhouder MCC. Er waren bijvoorbeeld contante stortingen, een betaling vanuit Rusland en mogelijke zakelijke relaties in Syrië geweest waar de bank vragen over had. Het concern leverde stukken aan, maar kon niet alle gevraagde informatie leveren. Verder werd verwezen naar de accountant van de bedrijven.
Opzegging Rabobank
Bij brieven van 30 december 2019 zegde Rabobank per 1 maart 2020 de bancaire relatie met (onder andere) Polikliniek Holding en Polikliniek Hoofddorp op. In de brieven noemde Rabobank – samengevat – als opzeggingsgronden dat het klantbeeld van de vennootschappen onvolledig is omdat de herkomst van de financiële middelen afkomstig van aandeelhouder MCC niet is onderbouwd met een verklaring van de accountant en dat Rabobank niet heeft kunnen uitsluiten dat MCC en (indirect) Polikliniek Holding c.s. mogelijk handelen met sanctielanden.
‘Attestatie’ van accountant
Polikliniek Holding c.s. maakte bezwaar tegen de opzegging, waarna Rabobank het concern nog wat langer de tijd gaf om de gevraagde gegevens te leveren. Polikliniek Holding c.s. hebben Rabobank daarna een “attestatie” gezonden van de accountant van MCC en twee pagina’s van het aandeelhoudersregister van Dutch Clinic Select B.V., een entiteit die Polikliniek Holding c.s. (naar hun zeggen) voorziet van patiënten. In de “attestatie”, getekend 26 maart 2020, heeft de accountant van MCC, voor zover relevant, het volgende verklaard: “Ik (…) verklaar dat (…) wij op basis van de voorgelegde en verstrekte gegevens de jaarrekening per 31 december 2018, 31 december 2017 en 31 december 2016 hebben samengesteld. De verantwoordelijkheid voor de juistheid en de volledigheid van die gegevens en voor de daarop gebaseerde jaarrekeningen berust bij het bestuursorgaan. (…) De aard en de omvang van deze werkzaamheden brengen met zich mee dat deze niet kunnen resulteren in een uitspraak over de getrouwheid van voornoemde jaarrekeningen (…).” Bij e-mailbericht van 19 mei 2020 hebben Polikliniek Holding c.s. op verzoek van Rabobank een afschrift van het hele aandeelhoudersregister van Dutch Clinic Select verstrekt.
Kort geding in hoger beroep
Ook dat was voor de bank echter onvoldoende, waarna de bankrelatie met het concern alsnog definitief werd opgezegd. De medische bedrijvengroep spande daarna een kort geding aan over de opzegging, maar Rabobank werd in het gelijk gesteld. In hoger beroep oordeelt ook het hof dat de bank het gelijk aan haar zijde heeft. Het is volgens het hof niet aannemelijk geworden dat Rabobank onzorgvuldig heeft gehandeld bij de uitvoering van het cliëntenonderzoek.
Accountant
Polikliniek Holding c.s. hebben de vragen naar de herkomst van het vermogen van MCC (en daarmee indirect de middelen van Polikliniek Holding c.s.) niet toereikend beantwoord, concludeert het hof. De bestuurder van MCC heeft Rabobank een omschrijving gegeven van de werkzaamheden van MCC (internationaal zaken doen en advieswerk), en haar geïnformeerd dat MCC al tien jaar bestond en dat wegens tijdsverloop geen bankafschrift meer voorhanden was. Hij heeft Rabobank verder verwezen naar zijn accountant. In de e-mail van de accountant van 13 november 2019 die de bestuurder aan Rabobank heeft gezonden, heeft de accountant echter bericht geen informatie ter beschikking te hebben op grond waarvan zij een verklaring kon geven over de herkomst van het vermogen van MCC. Ook later, in de “attestatie” van 26 maart 2020, heeft de accountant niet meer verklaard dan dat zij de jaarrekeningen over 2016, 2017 en 2018 alleen heeft samengesteld en dat zij geen uitspraken kan doen over de getrouwheid van die jaarrekeningen.
Onduidelijkheid over herkomst gelden
Door geen duidelijkheid te geven over de herkomst van de gelden van MCC, hebben Polikliniek Holding c.s. Rabobank onvoldoende in staat gesteld aan haar verplichtingen uit hoofde van de Wwft te voldoen, oordeelt het hof. De conclusie is verder ook dat Rabobank geen antwoord heeft gekregen op relevante vragen die zij mocht stellen aan Polikliniek Holding c.s., terwijl de achtergrond van het stellen van die vragen is meegedeeld en Polikliniek Holding c.s. voldoende tijd hebben gekregen de gevraagde informatie te leveren. Het is daarom naar het oordeel van het hof voorshands voldoende aannemelijk dat Rabobank voldoende reden had de cliëntrelatie met Polikliniek Holding c.s. te beëindigen, op grond van artikel 35 ABV en eveneens op grond van artikel 5 lid 3 Wwft, en dat die beëindiging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.