Een agrariër voert al jarenlang juridische procedures tegen een accountants- en belastingadvieskantoor over de schade die hij zegt te hebben geleden als gevolg van onjuiste advisering bij de oprichting van een BV. Zijn accountant zou hem onder meer niet adequaat hebben geïnformeerd over de fiscale consequenties daarvan, met name over de aanmerkelijk belangheffing.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelt nu dat het accountantskantoor mag gaan bewijzen dat er een bespreking met de agrariër is geweest waar de fiscale consequenties zijn doorgenomen. Als dat lukt slaagt het beroep op rechtsverwerking van het accountantskantoor en worden de vorderingen van de agrariër afgewezen.
De agrariër houdt zich bezig met landbouw en veeteelt, aanvankelijk als eenmanszaak. Het accountants- en belastingadvieskantoor heeft in de periode van (ongeveer) 1988 tot 2016 werkzaamheden voor de boer verricht, waaronder het samenstellen van jaarrekeningen. In opdracht van de klant heeft het accountantskantoor de oprichting van een besloten vennootschap op 26 mei 2009 gerealiseerd, waarbij de agrariër enig aandeelhouder en bestuurder was. De onderneming werd in haar geheel in de BV ingebracht.
Aansprakelijkstelling
De agrariër zegde echter met een brief op 9 november 2015 de samenwerking op. Bij brieven van 9 juni 2017 heeft de advocaat van de agrariër het accountantskantoor aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van onjuiste advisering door het kantoor bij de oprichting van de BV. Het accountantskantoor heeft geen aansprakelijkheid erkend. Op verzoek van de advocaat van de agrariër heeft een medewerker van Accon avm op 17 januari 2018 een memo opgesteld over de advisering van de agrariër. Hierin wordt onder meer geconcludeerd dat het op zijn minst merkwaardig is dat de BV is geadviseerd en dat daardoor bij de agrariër ontegenzeggelijk schade is ontstaan.
Rechtszaken
Bij de rechtbank had de agrariër in 2019 geen succes met de zaak die hij tegen het accountantskantoor aanspande over de kwestie. De verwijten die de agrariër maakte achtte de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daarmee kwam niet vast te staan dat sprake is van een tekortkoming van het accountantskantoor en werd de vordering van de agrariër integraal afgewezen.
Rechtsverwerking
De agrariër liet het daar niet bij zitten en tekende hoger beroep aan. Het accountantskantoor voerde bij het hof aan dat partijen op 29 juli 2015 een bespreking hebben gehad waarbij door een medewerker van het kantoor is toegelicht dat de waardestijging van de grond onder de AB-claim valt. De agrariër wist dit al en dit is hem ook in 2009 verteld, voerde het kantoor aan. Wanneer de agrariër op dat moment had gezegd dat hij daar niet van op de hoogte was, had het kantoor haar oude dossiers nog boven tafel kunnen halen en zouden deze voorhanden zijn geweest op het moment dat de agrariër zijn verwijten ging maken. Dossiers worden gedurende zeven jaar bewaard, zodat over de oprichting van de BV alleen nog enkele stukken voorhanden waren. Door niet te reageren op de mededelingen van het kantoor over de AB-heffing heeft de agrariër volgens het accountantskantoor het recht verwerkt om het kantoor daar medio 2017 alsnog op aan te spreken.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat wanneer komt vast te staan dat het accountantskantoor (in 2009 en/of in ieder geval) op 29 juli 2015 aan de agrariër te kennen heeft gegeven dat in verband met de oprichting van de BV in 2009 rekening gehouden zou moeten worden met een toekomstige AB-heffing, het kantoor onredelijk in haar positie is benadeeld als zij pas op 9 juni 2017 op haar handelen en nalaten daarbij wordt aangesproken. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat per 1 januari 2016 de door het kantoor geadviseerde aanpak is vervangen door een nieuwe constructie.
Bewijslevering
Het accountantskantoor doet een beroep op rechtsverwerking voortvloeiend uit de bespreking op 29 juli 2015, zodat op haar de bewijslast daarvan rust. Dat bewijs heeft het kantoor vooralsnog niet geleverd, zodat het hof het accountantskantoor tot bewijslevering toelaat. Wanneer het kantoor haar stelling over de bespreking in 2009 en/of op 29 juli 2015 bewijst, slaagt haar beroep op rechtsverwerking (en/of heeft zij naar behoren gehandeld) en komen de vorderingen van de agrariër niet voor toewijzing in aanmerking. Wanneer het kantoor het gevraagde bewijs niet levert, komen de overige grieven in het principaal appel en in het incidenteel appel aan de orde. Het hof loopt daar nu niet op vooruit en houdt iedere verdere beslissing aan.