De Accountantskamer moet zich opnieuw gaan buigen over een tuchtklacht van een ondernemer die de FIOD op zijn dak kreeg omdat er te weinig BTW was afgedragen. De man richtte daarna zijn pijlen op een AA van BDO, die volgens hem een kwalijke rol had gespeeld in de fiscale kwestie.
Voorzitter van de Accountantskamer Sandra Schreuder oordeelde in september vorig jaar via een voorzittersbeslissing dat niet is gebleken dat de accountant druk heeft uitgeoefend om geen tuchtklacht tegen hem in te dienen. De meeste andere klachtonderdelen van de kwade ondernemer hadden betrekking op gedragingen waarover de Accountantskamer en het CBb eerder al een inhoudelijk oordeel hebben gegeven en werden daarom niet-ontvankelijk verklaard op grond van het ne bis in idem-beginsel (niet twee keer voor hetzelfde). Twee andere klachtonderdelen werden niet-ontvankelijk omdat ze niet binnen de driejaarstermijn waren ingediend.
Voorzittersbeslissing
Op grond van het eerste lid van artikel 39 van de Wtra kan de voorzitter van de Accountantskamer de zaak zonder zitting afdoen, indien deze naar het oordeel van de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is. Op grond van het derde lid van dat artikel kan de betrokkene of de klager binnen zes weken na verzending van een op grond van het eerste lid gedane uitspraak verzet doen bij de Accountantskamer. Het eerste lid van artikel 43 van de Wtra sluit het instellen van hoger beroep bij het College uit in de situatie dat verzet kan of kon worden gedaan.
Hoger beroep tegen voorzittersbeslissing mogelijk?
Nu blijkt dat de ondernemer daarna hoger beroep bij het CBb heeft ingesteld tegen die voorzittersbeslissing. In het derde lid van artikel 39 van de Wtra is echter voorgeschreven dat het doen van verzet bij de Accountantskamer zelf bij zo’n beslissing de aangewezen weg is, in plaats van een stap naar het College. Gezien de omstandigheden van het geval verzocht de ondernemer het College echter om het ingediende hogerberoepschrift door te zenden aan de (bevoegde) Accountantskamer, of het alsnog zelf in behandeling te nemen. Daarbij werd een overlijden ten tijde van de ontvangst van de voorzittersbeslissing aangevoerd, waardoor de ondernemer met een emotionele en hectische periode te maken had. Hierdoor heeft de ondernemer naar eigen zeggen in een onachtzaam moment eenvoudigweg over het hoofd gezien dat de Accountantskamer uitspraak had gedaan met toepassing van artikel 39, eerste lid, van de Wtra. Verder werd aangevoerd dat er conform artikel 26 van het Procesreglement van de Accountantskamer, versie maart 2020, was gehandeld. In dat artikel staat dat binnen een termijn van zes weken na verzending van de einduitspraak van de Accountantskamer beroep openstaat bij het College. Over het doen van verzet (tegen een voorzittersbeslissing) wordt in dat artikel, noch elders in het Procesreglement, gesproken.
Oordeel: zaak terug naar Accountantskamer vanwege behoorlijke (tucht)procesorde
Het College stelt vast dat in de voorzittersbeslissing geen verwijzing naar een openstaand rechtsmiddel is opgenomen. Ook in de aan de ondernemer bij de bekendmaking van de beslissing verzonden, begeleidende brief van 14 september 2020 ontbreekt een rechtsmiddelverwijzing. Raadpleging van andere, willekeurig gekozen, op de website tuchtrecht.overheid.nl door de Accountantskamer gepubliceerde voorzittersbeslissingen, laat wat betreft het vermelden van een openstaand rechtsmiddel een wisselend beeld zien. Een aantal van de geraadpleegde voorzittersbeslissingen vermeldt onderaan de uitspraak de volgende verwijzing: “ Ingevolge artikel 39, derde lid, Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan verzet worden gedaan. Het verzet kan worden gericht tot de Accountantskamer (adres: Postbus 10067, 8000 GB Zwolle).”, bij andere ontbreekt daarentegen een dergelijke verwijzing.
Hoewel de Wtra geen bepaling bevat die ziet op het doorzenden van een bij een onbevoegde instantie ingediend verzet- of (hoger)beroepschrift en hetzelfde geldt voor het in een uitspraak melding (moeten) maken van een bestaande mogelijkheid tot het doen van verzet of instellen van (hoger) beroep, is het College van oordeel dat het beginsel van een behoorlijke (tucht)procesorde meebrengt dat het hogerberoepschrift van de ondernemer, met de daarbij behorende stukken, voor verdere behandeling aan de Accountantskamer wordt doorgestuurd.
Voorzitter Accountantskamer: BDO’er oefende geen druk uit om niet te klagen
‘Grove fouten’ en ‘wanprestatie’ BDO’ers ook in hoger beroep niet bewezen