Om te bepalen of een ondernemer in aanmerking komt voor startersaftrek, is niet leidend wat de ondernemer in eerdere jaren in zijn aangifte heeft opgenomen, oordeelt de rechter in een zaak over het toepassen van de aftrek meer dan vijf jaar na de start van de onderneming.
Een man is sinds 2011 zelfstandige en neemt in zijn aangiften IB/PVV tot en met 2017 de resultaten van zijn eenmanszaak op als winst uit onderneming. Hij claimt en met 2016 geen ondernemersaftrek; in de aangifte over 2017 heeft hij wel zelfstandigenaftrek en startersaftrek geclaimd. Dat jaar resulteert in een verlies van € 925. Maar de Belastingdienst weigert de geclaimde zelfstandigenaftrek en startersaftrek; na bezwaar keurt de inspecteur de zelfstandigenaftrek alsnog goed. De man wil echter ook de startersaftrek van € 2.123 kunnen toepassen en stapt naar de rechter.
Geen ondernemerschap
De startersaftrek geldt als de starter in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast. In 2017 was hij ondernemer en in de jaren 2011 tot en met 2016 heeft hij geen zelfstandigenaftrek of startersaftrek geclaimd, zo staat vast. De vraag is alleen of de man in een of meer van de vijf jaren voorafgaand aan 2017 geen ondernemer was, zo concludeert de rechtbank.
Voor de rechter betoogt de man dat hij in de jaren 2011 tot en met 2016 geen ondernemer is geweest in de zin van de Wet IB 2001. Hij heeft de resultaten uit de eenmanszaak wel aangegeven als winst uit onderneming, maar onder meer door de geleden verliezen en het niet voldoen aan het urencriterium was er geen sprake van ondernemerschap. De fiscus werpt daartegen in dat de resultaten zijn opgenomen als winst uit onderneming en dat de man gebruik heeft gemaakt van de mkb-winstvrijstelling.
Toch recht op aftrek
Het wettelijk criterium voor toepassing van de startersaftrek is of belanghebbende geen ondernemer was in de zin van de Wet IB 2001 in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren, zo stelt de rechter voorop. ‘Dit criterium vereist een juridische kwalificatie, waarbij de wijze van aangeven van (in dit geval) de resultaten uit de eenmanszaak niet leidend is.’ De omzet in 2011, 2012 en 2016 is zeer gering geweest en in 2013, 2014 en 2015 was sprake van verlies. Bovendien was er weinig tot geen groei zichtbaar in de omzet gedurende deze jaren, aldus de rechter. ‘Daar komt bij dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar zelf in twijfel heeft getrokken dat belanghebbende winst uit onderneming heeft genoten in de jaren voorafgaand aan 2017. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat belanghebbende in de vijf jaren voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer is geweest. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank dus recht op de startersaftrek in het jaar 2017.’