Het onderzoek naar de fraudezaak bij Pels Rijcken is niet goed uitgevoerd en de deken, een voormalig partner bij Pels Rijcken, heeft de evaluatie van dat onderzoek door het College van Toezicht Advocatuur zelfs belemmerd. In het fraudeonderzoek werd de Wwft geheel buiten beschouwing gelaten. Dat stelt de toezichthouder op de advocatuur in de evaluatie van het onderzoek naar de geruchtmakende zaak.
Evaluatie
In maart 2021 vernam het College van Toezicht Advocatuur dat bij het Haagse advocaten- en notarissenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn een langjarige fraude had plaatsgevonden. Vanwege de ernst en impact van dit incident heeft het college een evaluatie uitgevoerd naar de werking van het advocatuurlijk toezicht op Pels Rijcken door de deken van de Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. Dat ging niet gemakkelijk, meldt het college: ‘De voor het college voor die beoordeling relevante informatie werd door de deken moeizaam en onvolledig verstrekt, waardoor de uitvoering van de evaluatie werd belemmerd.’
Veel tekortkomingen
Ook over de inhoud van het fraudeonderzoek bij Pels Rijcken oordeelt de toezichthouder niet mals:
‘Het college constateert dat er in het Haagse toezicht geen sprake was van sturing op basis van een toegespitste risicoanalyse. Het bestaan van risico’s bij een van de grootste kantoren van het land en mogelijke signalen daarvoor werden niet pro-actief in het toezicht betrokken. Het toezicht voorafgaand aan het bekend worden van de fraude is onvoldoende effectief gebleken.
De Haagse Raad van de Orde nam het voortouw bij de inrichting van het onderzoek naar de fraude. De onafhankelijkheid van het onderzoek was onvoldoende gewaarborgd. De rol van de Haagse deken had anders gekund om zo schijn van een conflicterend belang, de deken was een voormalig partner bij Pels Rijcken, weg te nemen. De deken had ervoor kunnen kiezen het onderzoek onder zijn verantwoordelijkheid uit te besteden, in plaats van er zelf mede leiding aan te geven. Voorts is met het criterium van onafhankelijkheid niet verenigbaar dat de secretaris van de Raad van Orde, tevens partner van een ander groot kantoor uit het arrondissement Den Haag, mede leidinggaf aan het onderzoek en daarmee de gelegenheid kreeg diepgaand bij Pels Rijcken in de keuken te kijken.
Het was voor de professionaliteit van het onderzoek niet bevorderlijk dat er hiaten waren in de ondersteuning. Zo ontbrak financiële en forensische expertise. Deze was in het lokale bureau van de orde niet beschikbaar en werd evenmin betrokken van de landelijke Unit FTA van de NOvA. Wel was het goed dat externe expertise werd betrokken over de integriteit van organisaties. Deze ontbeerde echter voldoende verankering in de advocatuurlijke toezichtregels, met name ten aanzien van de controlemechanismen die binnen grote advocatenkantoren op grond van de Wwft vereist zijn. Dit voor de interne controle juist zo belangrijke onderdeel van de advocatuurlijke regelgeving werd in het onderzoek door de Haagse deken buiten beschouwing gelaten.
De externe zichtbaarheid van het Haagse toezicht was zowel in het reguliere jaarverslag als ten aanzien van het fraudeonderzoek niet op het niveau dat van een wettelijk toezichtsorgaan verwacht mag worden. Het jaarverslag is over het uitgeoefende toezicht weinig informatief. Het persbericht over het fraudeonderzoek (12 augustus 2021) is onvolledig door te concluderen dat aan de advocatuurlijke regelgeving werd voldaan, zonder te vermelden dat een belangrijk deel van die regels buiten beschouwing was gelaten (de Wwft).’
De volledige evaluatie en de aanbevelingen zijn hier te vinden.