De aangifte die de gemeente Amsterdam deed tegen een fiscalist wegens valsheid in geschrifte op een Bibob-formulier was niet onrechtmatig, heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld. De fiscalist vond dat de gemeente zorgvuldiger had moeten onderzoeken of de strafrechtelijke veroordeling die op de aangifte volgde niet onevenredig zware gevolgen voor hem zou hebben, zoals het verlies van zijn positie in een maatschap van belastingadviseurs. De rechtbank oordeelt echter dat de aangifte heeft geleid tot een (onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling van de fiscalist en daarmee een zwaarwegend maatschappelijk belang heeft gediend.
De veroordeelde man is sinds 1980 werkzaam als fiscaal adviseur, aanvankelijk in Rotterdam en met ingang van 2013 als partner bij een kantoor in Amsterdam. Vanaf begin jaren 90 werkte hij voor een familie. In het verlengde van zijn advieswerkzaamheden voor deze familie is hij directeur/bestuurder geworden van een Nederlandse onderneming, Multi-Capital B.V. (inmiddels CA Properties B.V.) waarvan alle aandelen gehouden worden door een vijftal leden van de familie.
Bibob-formulier
Multi-Capital vroeg op 11 december 2017 bij de gemeente Amsterdam een omgevingsvergunning aan voor de verbouwing van een door haar aangekocht pand. Bij de aanvraag moest Multi-Capital ook een ingevuld Bibob-inlichtingenformulier indienen. Op het door Multi-Capital ingediende en door de fiscalist ondertekende Bibob-formulier werden de vijf familieleden als opdrachtgever voor de bouwactiviteiten opgegeven. Op de vraag op het formulier of de opdrachtgevers de afgelopen vijf jaar waren veroordeeld, een schikking waren aangegaan met het openbaar ministerie of in aanraking waren geweest met politie of justitie, werd het vakje ‘nee’ aangekruist.
Artikel Groene Amsterdammer
Naar aanleiding van het ingediende Bibob-formulier nam de gemeente op 28 juni 2018 telefonisch contact op met de fiscalist en nodigde hem uit voor een gesprek op 9 juli 2018. Onder verwijzing naar dat telefonisch contact heeft de fiscalist nog diezelfde dag aan de gemeente een artikel uit de Groene Amsterdammer van 6 juni 2018 toegestuurd met de titel ‘Witwassen in een flexkantoor’ waarin hijzelf en de familie werden genoemd. In dat artikel wordt melding gemaakt van een beschuldiging van belastingfraude die de familie zou hebben afgedaan met een schikking van ruim 100 miljoen euro. Aan de gemeente schreef hij: “Mijn commentaar is dat de titel van het artikel tendentieus is om niet te zeggen dat het nergens op slaat. Het is zeker niet van toepassing op de eigenaren van het pand [adres] !”
Bij ontvangst van een Bibob-formulier verricht de gemeente altijd onderzoek met Google. Langs die weg heeft de gemeente kennis gekregen van een artikel met informatie over ‘een van de grootste belastingfraudes in de recente Spaanse geschiedenis’, die door twee leden van de familie zouden zijn gepleegd. Volgens het desbetreffende artikel was die belastingfraude geëindigd met een schikking van 92,37 miljoen euro wegens belastingontduiking, waarmee de genoemde personen ontkwamen aan vervolging wegens witwassen alsmede aan eisen tot gevangenisstraf van 48 jaar voor een negentigjarig lid van de familie en van 14 jaar voor een ander familielid.
Aangifte gemeente
Na een gesprek met de fiscalist deed de gemeente Amsterdam op 11 oktober 2018 aangifte tegen hem van valsheid in geschrifte. De aangifte heeft er toe geleid dat de fiscalist op 10 januari 2019 door de politierechter van de rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf wegens valsheid in geschrifte. In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam hem bij arrest van 30 juli 2019 eveneens veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf wegens valsheid in geschrifte. De fiscalist heeft daartegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 mei 2020 het cassatieberoep verworpen. Na de veroordeling van de fiscalist door de politierechter op 10 januari 2019, is hij op 11 januari 2019 uitgetreden als bestuurder van een belastingadvieskantoor en heeft hij kort daarna zijn (middellijk gehouden) aandelen in het kantoor verkocht aan de andere aandeelhouders.
Rechtszaak tegen gemeente
De fiscalist besloot daarop een rechtszaak tegen de gemeente Amsterdam aan te spannen. Bij de rechtbank Amsterdam vroeg hij om een uitspraak dat de gemeente onrechtmatig jegens hem had gehandeld door de aangifte te doen en een schadevergoeding.
De rechtbank neemt bij de beantwoording van de vraag of er onrechtmatig was gehandeld tot uitgangspunt dat het doen van aangifte bijdraagt aan de opsporing en vervolging van strafbare feiten en dat daarmee het zwaarwegende maatschappelijk belang wordt gediend dat misdrijven niet onbestraft blijven. Het doen van aangifte moet daarom niet snel onrechtmatig worden geoordeeld, want dat zou een afschrikkend effect kunnen hebben op de algemene bereidheid om aangifte te doen.
Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat als een aangifte tegen een persoon leidt tot een strafrechtelijke veroordeling van die persoon, daarmee gegeven is dat het doen van die aangifte niet onrechtmatig is geweest. De beschuldiging in de aangifte was in dat geval immers terecht en de betrokkene is door de aangever niet ten onrechte van een strafbaar feit beschuldigd.
Toepassing van deze maatstaf leidt tot het oordeel dat de gemeente niet onrechtmatig jegens de fiscalist heeft gehandeld door de aangifte te doen. Het staat immers vast dat de fiscalist naar aanleiding van de aangifte strafrechtelijk is veroordeeld, en dat de beschuldiging van de fiscalist door de gemeente terecht was.
Geen andere maatstaf
De fiscalist meent dat de maatstaf een andere moet zijn. Hij heeft daartoe gesteld dat het een bevoegdheid (en niet een plicht) is om aangifte te doen. Anders dan voor een burger, geldt daarbij voor de gemeente op grond van artikel 3:14 BW en artikel 3:1, lid 2 Awb dat de uitoefening van die bevoegdheid in overeenstemming moet zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Aan die eis wordt in dit geval niet voldaan. De gemeente wist dat hij niet de intentie had gehad om valsheid in geschrifte te plegen; het Bibob-formulier was op het onjuist beantwoorde onderdeel voor hem niet duidelijk geweest. De gemeente heeft de desbetreffende vraag op het formulier inmiddels ook daadwerkelijk verduidelijkt. De gemeente wist eveneens dat hij bij aangifte vrijwel zeker toch voor (voorwaardelijke opzet op) het plegen van valsheid in geschrifte zou worden veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, zoals ook inderdaad is gebeurd. De gemeente had daarom in zijn geval zorgvuldiger moeten onderzoeken of een dergelijke strafrechtelijke veroordeling niet onevenredig zware gevolgen voor hem zou hebben, zoals het verlies van zijn positie in een maatschap van belastingadviseurs. De gemeente had op grond van die onevenredige gevolgen vervolgens moeten afzien van het doen van aangifte. Er is daarom strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Ook heeft de gemeente bij het doen van aangifte bij de politie ten onrechte niet vermeld dat hij zélf spontaan het artikel uit de Groene Amsterdammer aan de gemeente had toegestuurd en dat daaruit blijkt dat hij niet de intentie had gehad om valsheid in geschrifte te plegen. Dat alles maakt dat de gemeente door het doen van aangifte onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, aldus de fiscalist.
Strafrechtelijke veroordeling
Deze argumenten, ook al zouden ze feitelijk juist zijn, hetgeen de gemeente gemotiveerd heeft betwist, nemen niet weg dat de aangifte heeft geleid tot een (onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling van de fiscalist en daarmee een zwaarwegend maatschappelijk belang heeft gediend. De door de fiscalist aangevoerde argumenten nopen de rechtbank daarom niet tot afwijken van de maatstaf. Die maatstaf leidt tot het oordeel dat het doen van aangifte door de gemeente niet onrechtmatig is geweest jegens de fiscalist.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat de fiscalist alle door hem aangevoerde argumenten heeft kunnen aanvoeren en ook daadwerkelijk heeft aangevoerd bij de strafrechter. De strafrechter heeft in die argumenten geen aanleiding gezien hem vrij te spreken van het plegen van valsheid in geschrifte of aan hem een lagere straf op te leggen. Het is niet de taak van de burgerlijke rechter om te oordelen of dit vonnis van de strafrechter onjuist of onevenredig zwaar is, laat staan dat die onredelijke strafrechtelijke uitkomst voorzienbaar was voor de gemeente en dat de gemeente daarom had moeten afzien van het doen van aangifte. De fiscalist is, zoals de gemeente met juistheid heeft betoogd, zelf verantwoordelijk voor de strafrechtelijke consequenties van een door hem gepleegd strafbaar feit met alle verdere gevolgen daarvan, en hij kan die verantwoordelijkheid en de gevolgen niet via de burgerlijke rechter afschuiven op degene die van dat strafbare feit aangifte heeft gedaan, oordeelt de rechtbank.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de vorderingen van de fiscalist een deugdelijke grondslag missen, waardoor de rechtbank die vorderingen afwijst.