De aanvragen van een betaalrekening van een Panamese vrouw voor zichzelf en haar kinderen mochten door Rabobank worden afgewezen vanwege de relatie met Panama, dat als hoogrisicoland is aangemerkt. De bank kan daarom niet voldoen aan de door de Wwft gestelde eisen. Dat heeft de geschillencommissie van financieel klachteninstituut Kifid geoordeeld in een bindende uitspraak.
De vrouw heeft de Panamese nationaliteit en woont met haar partner en kinderen gedeeltelijk in Panama en in Nederland. Ze is in het bezit van een geldige verblijfsvergunning en een BSN. De partner van de vrouw heeft een bedrijf in Panama. Zelf voert ze administratieve werkzaamheden uit voor het bedrijf van haar partner. Zowel de vrouw als haar partner hebben een of meerdere bankrekeningen in Panama. In juni 2020 probeerde de vrouw een betaalrekening voor zichzelf en haar kinderen te openen, maar Rabobank weigerde dat. Daarop werd klachteninstituut Kifid benaderd om een uitspraak over de kwestie te doen.
Rabobank: witwasrisico
Bij de geschillencommissie voerde Rabobank aan dat bij de vrouw sprake is van een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme, waardoor de bank verplicht is verscherpt cliëntenonderzoek te doen. De bank verwees in dat kader naar bronnen van de Financial Action Task Force (de FATF). Daaruit volgt dat Panama een land is zonder effectieve AML/CFT-systemen. Omdat Panama op deze lijst voorkomt, heeft de bank het land aangemerkt als een hoogrisicoland. Uit verklaringen van de vrouw blijkt dat ze de rekening zal gebruiken om gelden te ontvangen vanuit Panama, zij en haar partner nog bankrekeningen hebben in Panama en zij werkzaam is voor het bedrijf van haar partner, dat gevestigd is in Panama. Op basis daarvan heeft de bank geconcludeerd dat er een groot risico bestaat dat de aangevraagde rekeningen direct of indirect zullen worden gevoed met gelden uit Panama. De bank stelt daarom niet in staat te zijn een transparant beeld te kunnen vormen van de herkomst van de gelden op de rekeningen, terwijl zij op basis van de risico’s verplicht is verscherpt cliëntenonderzoek te doen. Nu de bank niet kan voldoen aan de verplichtingen uit de Wwft, is zij ertoe verplicht de aanvragen voor een basisbetaalrekening te weigeren.
Bank kan niet aan Wwft-verplichtingen voldoen
Naar het oordeel van de klachtencommissie van Kifid heeft de bank voldoende toegelicht en onderbouwd dat de bank op grond van de door haar gemaakte risicoanalyse mocht concluderen dat Panama kwalificeert als een land met een verhoogd risico en dat de relatie die de vrouw met het land heeft, meebrengt dat zij verscherpt cliëntenonderzoek moet doen. Ook heeft de bank voldoende deugdelijk gemotiveerd dat zij gelet op de verklaringen van de vrouw onvoldoende zicht zal hebben op de geldstromen op de rekening en daarom niet kan voldoen aan de verplichtingen in de Wwft. De commissie gaat ervan uit dat de vrouw en haar partner als ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen, nu het niet is gesteld of gebleken dat dit anders zou zijn. Het ouderlijk gezag verplicht de ouders onder meer het vermogen van hun kinderen te beheren, zodat zij in ieder geval voor wat de aangevraagde betaalrekeningen betreft onlosmakelijk met hun ouders zijn verbonden. Dat de bank ook in het geval van de kinderen tot de conclusie is gekomen dat zij onvoldoende zicht zal hebben op de geldstromen op de rekeningen en niet aan haar Wwft-verplichtingen kan voldoen, komt de commissie daarom niet onredelijk voor.
Dat Panama, zoals de vrouw stelt, door de FATF juist is aangemerkt als land dat heeft toegezegd tekortkomingen aan te pakken in samenwerking met de FATF, doet daar niet aan af. Op de lijst staat immers ook dat het gaat om landen met strategische tekortkomingen om witwassen te voorkomen. Bovendien is Panama sinds 1 oktober 2020 ook door de Europese Commissie aangemerkt als derde land met een hoger risico op witwassen.
De vrouw heeft verder gesteld dat de bank ten onrechte geen rekening houdt met de omstandigheid dat de betaalrekening aangevraagd is met het doel om een betaalde dienstbetrekking in Nederland te kunnen aangaan. Ook klopt het niet dat haar partner of zij zelf in Panama een bedrijf heeft en dat zij beiden bankrekeningen aanhouden in Panama. De conclusie dat de rekening zal worden gevoed is daarom ongegrond, aldus de vrouw. De commissie overweegt dat de bank heeft toegelicht dat zij onder meer is afgegaan op verklaringen die de vrouw zelf heeft gedaan. Dat de vrouw die verklaringen ook daadwerkelijk heeft gedaan heeft zij onderbouwd door kopieën van haar administratie te overleggen. Als de vrouw meent dat de informatie waar de bank over beschikt van de bank niet klopt, dan ligt het op haar weg om dat nader te onderbouwen. Dat heeft zij echter niet gedaan.
De stellingen van de bank dat er een relatie is met een bedrijf in Panama heeft zij gebaseerd op databases op internet waaruit blijkt dat de vrouw bij dat bedrijf als directeur geregistreerd staat. De bank heeft daarmee gegronde reden om aan te nemen dat er een relatie bestaat tussen het bedrijf in Panama en de vrouw. Waarom dat niet zou kloppen, is door de vrouw niet verduidelijkt. De bank heeft zich bovendien bereid getoond om met de vrouw in gesprek te gaan om te bekijken of het wegnemen van onjuistheden en onduidelijkheden tot een ander resultaat kan leiden. Dat de vrouw daar na een eerste gesprek niet verder aan mee wenst te werken, komt voor rekening en risico van haarzelf. Dat geldt temeer nu de bank verplicht is verscherpt cliëntenonderzoek te doen en het haar verboden is een relatie aan te gaan indien zij dat onderzoek niet of niet naar behoren kan verrichten.
Geen discriminatie
Ook is er geen sprake van discriminatie, oordeelt de klachtencommissie. Uit de toelichting van de bank blijkt dat de aanvragen voor een betaalrekening zijn afgewezen vanwege het risico dat de rekeningen direct of indirect zullen worden gevoed door gelden vanuit Panama, dat als hoogrisicoland is aangemerkt. Zij kan daarom niet voldoen aan de door de Wwft gestelde eisen. Daaruit volgt dat ook als de vrouw een andere nationaliteit had gehad, de aanvraag was geweigerd als het risico bestond dat de rekening direct of indirect gevoed zou worden door gelden vanuit Panama. Van een direct onderscheid op basis van nationaliteit is daarom geen sprake. Hoewel het denkbaar is dat wel indirect onderscheid wordt gemaakt op basis van de Panamese nationaliteit van de consument, is het onderscheid dat de bank maakt gebaseerd op algemeen verbindende voorschriften, in dit geval de Wwft en de door de Europese Commissie in de vierde anti-witwasrichtlijn vastgelegde risicofactoren. Het verbod op onderscheid op grond van nationaliteit is dan niet van toepassing.
Belangenafweging
De commissie merkt op dat zij het zwaarwegende belang van de vrouw en haar kinderen om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke verkeer erkent. Dat neemt echter niet weg dat de bank wettelijk verplicht is in het geval van de vrouw verscherpt cliëntenonderzoek uit te voeren en risico’s op witwassen te mitigeren. Nu de bank niet aan die wettelijke verplichtingen heeft kunnen voldoen, was zij verplicht de aanvragen te weigeren. De commissie wil de vrouw daarom in overweging geven de bank alsnog in staat te stellen die verplichtingen naar behoren uit te voeren, zodat de mogelijkheden van een basisbetaalrekening alsnog verkend kunnen worden.