In het onlangs bij de Kamer ingediende wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen zijn niet alleen voorstellen op het gebied van werknemerspensioenen (de tweede pensioenpijler), maar ook behoorlijk wat wijzigingsvoorstellen over individuele lijfrentevoorzieningen in de derde pensioenpijler opgenomen. In dit artikel wordt een aantal belangrijke voorstellen op het gebied van lijfrenten besproken.
Met het wetsvoorstel ´Wet toekomst pensioenen´ (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 2) wordt onder andere voorgesteld de fiscale behandeling van de tweede pijler (werknemerspensioen) en derde pijler (lijfrenten) te harmoniseren om uiteindelijk te komen tot een arbeidsvormneutraal pensioenkader. De veranderingen in de samenleving richting een meer flexibele arbeidsmarkt vragen hierom.
Ondanks het gemeenschappelijke karakter van de tweede en derde pensioenpijler, het treffen van een oudedagsvoorziening, wordt opbouw van deze voorzieningen momenteel fiscaal niet hetzelfde gefaciliteerd. Door zoveel mogelijk de fiscale verschillen weg te nemen tussen beide pijlers ontstaan meer gelijke mogelijkheden voor fiscaal gefaciliteerde opbouw van een oudedagsvoorziening, ongeacht iemands arbeidsvorm. Hiermee wordt de fiscale pensioenruimte voor zelfstandigen nagenoeg gelijk getrokken aan die van werknemers.
Uniforme premiegrens in jaarruimte
Met het wetsvoorstel wordt voorgesteld om het verschil in fiscale premieruimte tussen de twee pensioenpijlers weg te nemen. Hiertoe wordt het percentage van de maximale jaarruimte in de derde pensioenpijler verhoogd naar het niveau dat zal gelden in de tweede pensioenpijler voor wat betreft de structurele premiegrens. Dit zal dus ook 30% van een bepaalde grondslag gaan bedragen. Ten opzichte van de huidige premiegrens voor de jaarruimte van 13,3% betekent dat een flinke verruiming.
Uniforme inbouw van AOW-franchise
Een ander voorstel dat moet leiden tot een verdere harmonisering van de twee pensioenpijlers betreft de in te bouwen AOW-franchise. Voorgesteld wordt om de in de formule van de jaarruimte begrepen AOW-franchise aan te laten sluiten bij de voor pensioenregelingen ingebouwde AOW-franchise. Hiertoe moet de vaste AOW-franchise in de jaarruimteberekening worden vervangen door het begrip ‘franchise’ dat in pensioensferen wordt gehanteerd.
Verlenging periode benutten jaarruimte
Een verdere harmonisering van de tweede en derde pensioenpijler betreft de periode van de fiscale facilitering. Voorgesteld wordt om de periode waarin lijfrentepremies ingevolge de jaarruimte in aanmerking genomen kunnen worden, te verruimen. Hiermee wordt het mogelijk om niet tot het bereiken van de AOW-leeftijd lijfrentepremies in aanmerking te nemen binnen de jaarruimte, maar tot vijf jaren na het bereiken van de AOW-leeftijd. Belastingplichtigen kunnen straks dus vijf jaar langer dan nu hun jaarruimte benutten.
Imputatie tweede pensioenpijler op derde pensioenpijler
Als belastingplichtigen al een pensioen opbouwen in de tweede pensioenpijler, vermindert deze opbouw de fiscale ruimte in de derde pensioenpijler (imputatie). De vermindering van de jaarruimte wordt momenteel berekend door een factor van 6,27 met de factor A te vermenigvuldigen. Voorgesteld wordt om de vermindering van de jaarruimte in verband met de opbouw van pensioenen in de tweede pensioenpijler te baseren op de premies voor een ouderdoms- en partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum die in het voorafgaande jaar zijn ingelegd in pensioenregelingen van de belastingplichtige, exclusief de premie voor een zogenoemd compensatiepensioen.
Verruiming reserveringsruimte (periode én hoogte)
Voorgesteld wordt vervolgens om de huidige termijn van de reserveringsruimte van zeven jaren te verhogen naar tien jaren. Dat betekent een verruiming van drie jaar. Ook wordt voorgesteld de omvang van de betreffende reserveringsruimte uit te breiden. Voorgesteld wordt om de huidige leeftijdsafhankelijke begrenzingen te vervangen door een uniforme grens van € 38.000. Dat maakt de regeling een stuk eenvoudiger.
Begrenzing nettolijfrente in box 3
Een ander voorstel betreft het in overeenstemming brengen van de fiscale bepalingen inzake de nettolijfrente in box 3 met de wijzigingen die worden voorgesteld voor de box 1-lijfrente (brutolijfrente). Voorgesteld wordt de premiebegrenzing voor de box 3-nettolijfrente te linken aan het voorgestelde premiepercentage van 30%. Ook wordt voorgesteld de voor box 1-lijfrenten voorgestelde reserveringsruimte door te trekken naar de nettolijfrenten in box 3. Bij beide voorstellen geldt dat er een vermenigvuldiging moet plaatsvinden met de nettofactor voor nettolijfrenten in box 3.
Conclusie
Het besproken wetsvoorstel is een vervolgstap in de uitwerking van het Pensioenakkoord van 5 juni 2019. Met deze bijdrage zijn de belangrijkste voorstellen die het wetsvoorstel op het terrein van lijfrenten met zich meebrengt besproken.
Met het concept-wetsvoorstel dat eind 2020 ter internetconsultatie werd aangeboden, werd voorgesteld de tijdelijke oudedagslijfrente te schrappen. Hierover is niets meer te lezen in het recent ingediende wetsvoorstel. De premies voor een dergelijke lijfrente blijven dus aftrekbaar binnen de jaar- en reserveringsruimte.
Op 2 april 2022 is het ‘Concept-Fiscale Uitvoeringsregelingen Wet toekomst pensioenen’ ter internetconsultatie aangeboden. Hiermee wordt beoogd onder andere een nadere invulling te geven aan het voorstel om de fiscale verschillen tussen de tweede en derde pensioenpijler op te heffen. De reacties op deze op 30 april 2022 beëindigde consulatie dragen mogelijk bij aan de definitieve tekst van de regeling.
Momenteel is het wetsvoorstel in behandeling bij de Tweede Kamer. Afgewacht moet worden of de behandeling nog wijzigingen in het wetsvoorstel gaat opleveren.
Erik van Toledo (op persoonlijke titel), medewerker Belastingdienst
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.