Een maat in een maatschap waarmee een accountantskantoor wordt gedreven heeft zijn vordering op een uittredende maat niet prijsgegeven. De laatste heeft daardoor geen recht op kwijtscheldingswinstvrijstelling, heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld.
De nu uittredende maat was op 1 januari 1992 toegetreden tot de maatschap, die verder nog een andere maat kende. In juni 2016 ging hij met de andere maat in overleg over zijn uittreden uit de maatschap. Aanleiding was zijn negatieve kapitaal van ruim €340.000 in de maatschap. De twee kwamen overeen dat de maat zijn aandeel in de maatschap over zou dragen aan de ander, tegen een koopprijs die gelijk was aan het negatieve kapitaal. Op 1 juli 2016 trad hij uit, waarna hij in loondienst aan de slag ging bij de maatschap.
Vrijstelling in IB-aangifte
In een herziene aangifte IB/PVV over 2016 maakte de uitgetreden maat aanspraak op vrijstelling van voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers ter grootte van € 340.816. De fiscus ging daar echter niet mee akkoord.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de maat zijn vordering op de uittredende maat heeft prijsgegeven. Een verrekening (vgl. artikel 6:127 BW) zoals opgenomen in artikel 4, lid 3 van de overeenkomst is niet hetzelfde als het afstand doen van een vorderingsrecht (vgl. artikel 6:160 BW).
Uit e-mailcorrespondentie volgt naar het oordeel van het hof – anders dan de uittredende maat heeft gesteld – dat de maat die de maatschap voortzet steeds is uitgegaan van de aanwezigheid van goodwill. Het hof merkt op dat het ook weinig voor de hand lijkt te liggen dat de maat de onderneming van de maatschap na uittreding door de andere maat wenste voort te zetten, als hij toen van mening zou zijn geweest dat de winstgevendheid van die onderneming naar nihil tendeerde. Omdat de maat die de maatschap voortzet steeds is uitgegaan van aanwezigheid van goodwill is zonder nadere onderbouwing niet aannemelijk dat hij zijn vordering heeft willen prijsgeven.
Omdat geen sprake is van het prijsgeven door de maat die de maatschap voortzet van zijn vordering op de uittredende maat, kan in 2016 geen sprake zijn van kwijtscheldingswinstvrijstelling bij die laatste.