Bij de verkoop van de woning van een dga aan de holding is van een bewuste bevoordelingsbedoeling niet gebleken, oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De inspecteur heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een uitdeling.
Op 16 maart 2017 verkopen een dga en zijn echtgenote hun woning aan de holding voor een bedrag van € 768.000,-. Die waarde is vastgesteld door een door de dga ingeschakelde NVM-taxateur. De dga heeft de woning eerst zelf te koop gezet voor een bedrag van € 849.000,-. Die verkoopprijs is door hem zelf bepaald aan de hand van de verkoopprijzen van de woningen in dezelfde straat.
Omdat er weinig interesse was voor de woning en binnen de werkmaatschappij behoefte was aan een representatieve ruimte is besloten om in de tussentijd de werkmaatschappij per september 2015 naar de woning te verhuizen en de woning aan de holding te verkopen. De werkmaatschappij zou de woning dan huren van de holding. Nadat de waarde van de woning door de taxateur is vastgesteld, is de economische eigendom van de woning met terugwerkende kracht aan de vennootschap verkocht voor de waarde waarvoor deze getaxeerd is. Er is uitgegaan van een economische overdracht per 1 september 2015 omdat de werkmaatschappij sinds die datum in de woning was gevestigd.
Is er sprake van een uitdeling?
De inspecteur stelt een boekenonderzoek in naar de verkoopwaarde van de woning in 2015. Hij vindt dat de woning voor een te hoge prijs verkocht en geleverd is aan de vennootschap. Volgens de inspecteur is de prijs die de vennootschap voor de woning heeft betaald € 97.000 (€ 768.000,- minus € 671.000,-) hoger dan de waarde van de woning. Hij legt vervolgens navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 op. Hij gaat daarbij uit van een uitdeling van de vennootschap aan de dga van € 97.000, waarvan 50% bij de dga en 50% bij de partner als voordeel uit aanmerkelijk belang wordt aangemerkt.
De inspecteur verwijst hierbij op de beoordeling door de rijkstaxateur. Hij stelt dat aan deze beoordeling meer waarde moet worden gehecht dan aan het taxatierapport van de dga. Hierin is namelijk een berekening opgenomen ter onderbouwing van de waarde, er wordt van de juiste waardepeildatum uitgegaan en de waarde ligt in lijn met de waarde van de woning in 2018.
Hij is verder van mening dat, aangezien sprake is van een aanzienlijk verschil tussen de tegenprestatie en de werkelijke waarde er sprake is van een bewustheid bij de dga en de vennootschap. Hij beweert dat de omstandigheid dat de taxatie van de woning circa negen maanden na de overdracht van de economische eigendom heeft plaatsgevonden en dat desondanks de getaxeerde waarde van de woning exact gelijk is aan het bedrag waarvoor de economische eigendom van de woning eerder aan de vennootschap is overgedragen.
Dubbele bewustheid niet aannemelijk gemaakt
De dga verwijst naar het taxatierapport van zijn makelaar en vindt niet dat de werkelijke waarde per 1 september 2015 afwijkt van de getaxeerde waarde. Tevens is hij van mening dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van (dubbele) bewustheid. De dga geeft aan dat hij geen enkele reden had om te twijfelen aan de waardebepaling van de erkende NVM-taxateur, die plaatselijk goed bekend was en de woning inpandig heeft opgenomen. Hij vond de waarde gezien de eerdere vraagprijs van € 849.000,- eerder laag dan te hoog en heeft juist een taxateur ingeschakeld om een latere discussie met de Belastingdienst te voorkomen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht de verklaring van de dga ten aanzien van de totstandkoming van de waarde van het economisch eigendom en de gang van zaken tot en met de juridische levering van de woning aan de vennootschap, geloofwaardig. De dga heeft als leek vertrouwd op een taxatie van een erkende, in de omgeving van de woning werkende, NVM-taxateur. Wat de inspecteur heeft aangevoerd hoeft voor de dga geen aanleiding zijn om te twijfelen aan de taxatie.
Niet bewust van vermogensverschuiving
De rechtbank overweegt dat van een uitdeling kan worden gesproken wanneer een vermogensverschuiving plaatsvindt van de vennootschap naar de aandeelhouder (bevoordeling) als gevolg waarvan aan het vermogen van de vennootschap een geldbedrag ten gunste van de aandeelhouder wordt onttrokken (benadeling). Zowel de aandeelhouder als de vennootschap moeten zich van die vermogensverschuiving bewust zijn geweest (dubbele bewustheid).
Mede gelet op de gang van zaken en het taxatierapport waarin de waarde van de woning is bepaald op € 768.000, heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat bij de dga en de vennootschap sprake was van (dubbele) bewustheid. Ook al zou de werkelijke waarde aanzienlijk lager zijn dan de overeengekomen waarde, is op basis van hetgeen de dga heeft aangevoerd een bevoordelingsbedoeling niet aannemelijk geworden.
Daarom kan er geen sprake zijn van een uitdeling en dient de navorderingsaanslag vernietigt te worden, aldus het oordeel van de rechtbank.