Een pharmabedrijf had de CEO optierechten toegekend. De vrouw zegde de arbeidsovereenkomst op, waarna ze op basis van een managementovereenkomst CEO bleef. De door Deloitte op nihil gewaardeerde optierechten kwamen daardoor te vervallen. Was er sprake van een schijnconstructie bij het ontslag en werd er doelbewust op aangestuurd dat Deloitte een onjuiste waardebepaling van de aandelen zou opstellen? Over die vragen boog de rechtbank Amsterdam zich onlangs, nadat de voormalige echtgenoot van de CEO haar werkgever aanklaagde.
De man en vrouw waren in gemeenschap van goederen getrouwd. In september 2009 werd de echtscheiding uitgesproken. Tijdens het huwelijk was de vrouw CEO van pharmabedrijf Kiadis. Deloitte Financial Advisory Services heeft in opdracht van Kiadis een rapport opgesteld, dat betrekking had op de waarde van aan het management van Kiadis toegekende optierechten. Deloitte heeft haar rapport uitgebracht op 10 augustus 2009. Het accountantskantoor is tot de conclusie gekomen dat de waarde van de opties nihil was. De twee lukte het daarna niet om afspraken te maken over de aandelen en opties van de vrouw.
Arbeidsovereenkomst opgezegd
De vrouw heeft op 30 augustus 2009 haar arbeidsovereenkomst met Kiadis opgezegd. De opzegging is door Kiadis bij brief van 31 augustus 2009 bevestigd en door haar geaccepteerd. Kiadis heeft de vrouw laten weten dat haar dienstverband per 6 september 2009 zal eindigen en dat ook haar optierechten per die datum komen te vervallen. De rvc-voorzitter heeft de brief namens de rvc ondertekend. Kiadis en de vrouw hebben op 4 september 2009 een managementovereenkomst gesloten. Zij hebben afgesproken dat de vrouw tegen betaling management- en consultancydiensten aan Kiadis zou verlenen. Ze zou optreden als CEO van Kiadis.
Rechtszaken
De man was kennelijk van mening dat de optierechten erg veel waard waren, want er volgden jarenlange procedures over. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft uiteindelijk in 2021 de man verboden om in enige vanaf de datum van het arrest te starten procedure, de stelling in te nemen dat de vrouw optierechten heeft uitgeoefend en dat de opties een waarde van miljoenen hadden. Ook is hem verboden te stellen dat de vrouw met betrekking tot de optierechten heeft bedrogen, gefraudeerd of verduisterd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft (onder meer) geoordeeld:
Over de opties is definitief beslist in de beschikking van 19 april 2012. Gelet op de evidente ongegrondheid van verdere procedures op het punt van de opties, weegt het belang van de vrouw om verder niet geconfronteerd te worden met (de kosten van) die procedures zwaarder. Het aanspannen van verdere procedures over de opties, levert onder deze omstandigheden misbruik van procesrecht op. Een procedeerverbod is daarom toewijsbaar en de incidentele grief tegen het afwijzen ervan slaagt.
Rechtszaak tegen werkgever over ‘schijnontslag’
De man besloot daarop dan maar te procederen tegen Kiadis en de rvc-voorzitter. Het bedrijf zou onrechtmatig hebben gehandeld. De man baseert zijn vordering op het volgende. De vrouw heeft op 30 augustus 2009 ontslag genomen bij Kiadis. Kiadis heeft dit ontslag geaccepteerd. Op 4 september 2009 heeft ze met Kiadis een overeenkomst van opdracht gesloten. Op basis van deze overeenkomst is de vrouw hetzelfde werk gaan doen, dat zij deed toen zij in loondienst van Kiadis werkte. Ook het salaris dat ze voor haar werk ontving bleef hetzelfde. Deze constructie is enkel opgezet om ervoor te zorgen dat de opties die ze gedurende haar tijd bij Kiadis toekwamen, zouden vervallen. Als gevolg hiervan hoefde de vrouw de waarde van de opties dan niet in de boedelverdeling in te brengen. Kiadis c.s. heeft willens en wetens aan deze constructie meegewerkt en daarmee de vrouw in een nadelige positie gebracht. Kiadis heeft hiermee onrechtmatig tegenover de man gehandeld. De rvc-voorzitter is hoofdelijk naast Kiadis aansprakelijk op grond van artikel 2:9 BW.
Door toedoen van Kiadis, in de persoon van de vrouw, en de rvc-voorzitter is verder doelbewust erop aangestuurd dat Deloitte een onjuiste waardebepaling van de aandelen zou opstellen, waardoor de waarde van de aan de vrouw toekomende opties op nihil werd gewaardeerd. Doel hiervan was te voorkomen dat de werkelijke waarde van de opties werd betrokken bij de boedelverdeling. Kiadis heeft hiermee onrechtmatig gehandeld tegenover de man. De rvc-voorzitter is op grond van artikel 2:9 BW, naast Kiadis, hoofdelijk aansprakelijk voor de door de man geleden schade.
Oordeel rechtbank: ontslag een schijnconstructie?
In de hoofdzaak moet de vraag worden beantwoord of Kiadis c.s. heeft meegewerkt aan een schijnconstructie, met als doel te zorgen dat de aan de man toekomende optierechten zouden komen te vervallen, en aldus te voorkomen dat deze door haar moesten worden ingebracht in de boedelverdeling die tussen hem en de vrouw moest plaatsvinden. Als dat komt vast te staan, moet verder worden beoordeeld of Kiadis, in de persoon van de vrouw, onjuiste informatie aan Deloitte heeft verstrekt waardoor de waarde van de optierechten (volgens de man ten onrechte) op nihil werd gewaardeerd.
In de procedures tussen de man en vrouw zijn de vragen naar het blijven bestaan van de optierechten en het ontslag van de vrouw bij Kiadis onderwerp van geschil geweest. In die procedures is geoordeeld dat de vrouw ontslag heeft genomen bij Kiadis, dat de optierechten als gevolg van het ontslag zijn vervallen en dat niet aannemelijk is dat de vrouw daarvoor is gecompenseerd. De uitspraken waarbij dit is geoordeeld zijn in kracht van gewijsde gegaan. Zij hebben daardoor gezag van gewijsde tussen de man en de vrouw. Met andere woorden, deze feiten staan tussen de man en vrouw vast.
Hoewel de hiervoor weergegeven oordelen zijn gegeven in procedures die speelden tussen de man en de vrouw, zijn ze ook in deze procedure tussen de man en Kiadis c.s. van belang. De partijen bij de door de man veronderstelde schijnconstructie zijn immers enerzijds Kiadis c.s. en anderzijds de man.
Voor aansprakelijkheid van Kiadis moet vast komen te staan dat zij met de vrouw heeft samengespannen, in die zin dat haar ontslag slechts schijn was met het doel de man bij de boedelverdeling te benadelen. Dit is niet gebleken. Hiervoor is het volgende van belang.
De man heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het ontslag een schijnontslag was erop gewezen dat de vrouw kort nadat zij ontslag had genomen weer voor Kiadis is gaan werken, dit maal op basis van een managementovereenkomst. Zij zou daarbij dezelfde functie hebben uitgeoefend en hetzelfde salaris hebben ontvangen. Maar uit die omstandigheden volgt op zichzelf niet – en is ook door Kiadis c.s. gemotiveerd weersproken – dat het ontslag een schijnontslag was, zo oordeelde ook het gerechtshof Arnhem in het arrest van 19 april 2012. En uit die omstandigheden volgt al helemaal niet dat Kiadis met het ontslag heeft ingestemd, met het doel de man te benadelen.
De man heeft als bijkomende omstandigheid gesteld dat de vrouw hem op 2 augustus 2009 een voorstel heeft gedaan dat onder meer betrekking had op de optierechten, dat hij heeft verworpen. Ook heeft de man gesteld dat de vrouw, in haar hoedanigheid van CEO van Kiadis, op 10 augustus 2009 het rapport van Deloitte heeft ondertekend, waarbij de waarde van de optierechten op nihil werd gewaardeerd. Maar deze omstandigheden zeggen niets over de vraag of Kiadis c.s. heeft meegewerkt aan een schijnontslag, met het doel de man te benadelen. Zij kunnen daarom ook niet tot dat oordeel leiden (ook niet wanneer zij in samenhang worden bezien met de besproken omstandigheden).
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat Kiadis c.s. onrechtmatig tegenover de man heeft gehandeld. Dit betekent dat het tweede verwijt aan het adres van Kiadis c.s., dat zij (in de persoon van de vrouw) onjuiste informatie aan Deloitte heeft gegeven, niet hoeft te worden beoordeeld. De man heeft namelijk alleen belang bij die beoordeling als vaststaat dat Kiadis c.s. heeft meegewerkt aan een schijnontslag. Dat is niet het geval.
De vorderingen van de man worden afgewezen.