Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft dinsdag een Kamerbrief gepubliceerd waarin hij uitgebreid ingaat op de overwegingen van het kabinet bij het besluit om geen rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers tegen de box 3-heffing:
Rechtsherstel
Op 30 juni jl. is het beleidsbesluit voor het rechtsherstel gepubliceerd. Op basis hiervan wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen van wie de aanslag over 2017-2020 ten tijde van het Kerstarrest nog niet onherroepelijk vaststond. Daarnaast geldt het rechtsherstel voor alle belastingplichtigen voor de jaren 2021 en 2022. Bij het rechtsherstel wordt een nieuwe berekening van het box 3- inkomen gehanteerd die beter aansluit bij het werkelijk behaalde rendement. Bij de nieuwe berekening wordt uitgegaan van de werkelijk door een belastingplichtige aangehouden spaargelden, overige bezittingen en schulden. Als de nieuwe berekening gunstiger is voor de belastingplichtige, dan leidt dit tot een teruggave. 60% van de deelnemers aan de massaal bezwaarprocedures ontvangt hierdoor een teruggave. 40% krijgt geen teruggave, omdat de oorspronkelijke berekening van het box 3-inkomen gunstiger was. Spaarders betalen bij de nieuwe berekening vrijwel geen belasting meer in box 3 vanwege de lage rentestanden op spaargeld.
De HR heeft in zijn arrest van 20 mei jl. uitspraak gedaan over de vraag of ook een op rechtsherstel gerichte compensatie moet worden verleend aan belastingplichtigen van wie de aanslag al onherroepelijk vaststond op het moment van het Kerstarrest. Dat is niet het geval.
Een aanslag komt in de regel onherroepelijk vast te staan als de bezwaartermijn ongebruikt is verstreken en dus geen tijdig bezwaar is ingediend. Hetzelfde geldt als wel bezwaar is ingediend, maar geen tijdig beroep tegen de uitspraak op bezwaar. Een belastingplichtige kan na het verstrijken van de termijn voor bezwaar en beroep nog wel een verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag doen. De inspecteur vermindert dan de aanslag als blijkt dat de aanslag onjuist is. Hierop gelden enkele uitzonderingen, waaronder wanneer sprake is van ‘nieuwe jurisprudentie’. Deze uitzondering houdt in dat de aanslag niet ambtshalve wordt verminderd wanneer de onjuistheid van de aanslag volgt uit jurisprudentie die pas is gewezen nádat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan.
In het arrest van 20 mei jl. geeft de HR aan dat onjuistheid van de aan de belastingplichtige opgelegde aanslagen over de jaren 2017 en 2018 uit het Kerstarrest van 24 december 2021 voortvloeit. Op die datum waren die aanslagen al onherroepelijk. Er bestaat daarom geen recht op vermindering van die aanslagen. De HR heeft daarmee geoordeeld dat belastingplichtigen die voor box 3 niet vielen onder de massaalbezwaarprocedure en van wie de aanslag onherroepelijk was op het moment van het Kerstarrest, juridisch gezien geen recht hebben op het rechtsherstel zoals door de HR in het Kerstarrest bevolen. De inspecteur hoeft de aanslag van niet-bezwaarmakers die een beroep doen op het Kerstarrest dus niet te verminderen. Wel zou politiek anders besloten kunnen worden. Ook de Landsadvocaat kwam tot deze conclusie in zijn advies dat ik op 1 februari jl. aan uw Kamer heb gestuurd. Belastingplichtigen kunnen dus nog steeds een verzoek indienen tot ambtshalve vermindering. Deze verzoeken zullen echter worden afgewezen, conform het arrest van de HR.
Overwegingen
Ik weet dat veel belastingplichtigen deze juridische uitkomst niet rechtvaardig vinden. Ook in uw Kamer is aandacht gevraagd voor de positie van niet-bezwaarmakers. Het kabinet heeft daarom verschillende scenario’s uitgewerkt om toch rechtsherstel te bieden aan de niet-bezwaarmakers. Deze scenario’s variëren van volledig rechtsherstel (dat gelijk is aan het rechtsherstel voor aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststonden op het moment van het Kerstarrest), tot vormen van rechtsherstel die met name zijn toegespitst op spaarders met kleinere vermogens in box 3. De allerkleinste spaarders hebben geen belasting betaald in box 3 vanwege het heffingvrije vermogen. Dit is de afgelopen jaren meermaals verhoogd, juist om kleine spaarders te ontzien. Belastingplichtigen met minder dan 25.000 euro vermogen (in 2017) tot 50.650 euro vermogen (in 2022) vallen daardoor niet in box 3. Bij fiscale partners is het bedrag dubbel zo hoog.
Over twee van de scenario’s is ook advies ingewonnen bij de Landsadvocaat, dat ik heb gevoegd bij deze brief. Ten aanzien van alle scenario’s voor rechtsherstel geldt dat de budgettaire derving gedekt moet worden. Daarbij moeten de scenario’s worden afgewogen tegen de vele andere vraagstukken die momenteel een rol spelen bij het opstellen van de begroting, zoals compensatie voor koopkrachtverslechtering vanwege de zeer hoge inflatie.
Het volledige rechtsherstel zou leiden tot een budgettaire derving van 4,1 miljard euro, waarvan meer dan de helft terechtkomt bij belastingplichtigen met een vermogen in box 3 van meer dan 200.000 euro (400.000 euro als sprake is van fiscaal partnerschap). Daarmee is dit het kostbaarste scenario. Bovendien sluit dit scenario minder aan bij de wens die in uw Kamer is geuit, in onder andere de motie Eppink, om kleine spaarders als eerste in aanmerking te laten komen voor rechtsherstel.
De vormen van rechtsherstel die meer toegespitst zijn op kleine spaarders leiden tot een lagere budgettaire derving. Deze opties zorgen echter voor extra complexiteit en juridische kwetsbaarheden. De Landsadvocaat geeft aan dat deze scenario’s mogelijk opnieuw tot een schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kunnen leiden. Dit kan tot nieuwe juridische procedures leiden, met opnieuw langdurige onzekerheid voor belastingplichtigen en de uitvoering, waarbij uiteindelijk mogelijk opnieuw herstel nodig is. Het hanteren van een maximering van het herstelbedrag of grens qua vermogen in het rechtsherstel zou namelijk kunnen leiden tot een ongeoorloofd onderscheid tussen vergelijkbare belastingplichtigen.
In het scenario van een grens – waarbij belastingplichtigen met bijvoorbeeld meer dan 200.000 euro vermogen geen rechtsherstel krijgen – merkt de Landsadvocaat op dat grote spaarders in absolute zin een groter nadeel hebben ondervonden van het stelsel in box 3 dan kleine spaarders (ze hebben meer belasting betaald). En relatief gezien is het nadeel voor grote en kleine spaarders vergelijkbaar of zelfs groter voor grote spaarders (de grote spaarder betaalt door de werking van het heffingvrije vermogen en de opbouw van de schijven een groter percentage van zijn vermogen aan belasting). De Landsadvocaat vindt het tegen deze achtergrond moeilijk om te rechtvaardigen dat de groep grote spaarders (geheel) geen herstel ontvangt, als kleine spaarders daar wel voor in aanmerking komen. Ten aanzien van een maximering van het rechtsherstel – waarbij iedereen in aanmerking komt voor bijvoorbeeld maximaal 500 euro rechtsherstel – geeft de Landsadvocaat aan dat belastingplichtigen met een gelijk vermogen maar met een hoger aandeel spaargeld, relatief gezien een kleiner aandeel van hun nadeel gecompenseerd krijgen dan mensen met een lager aandeel spaargeld. Dit is volgens de Landsadvocaat kwetsbaar.
Het kabinet heeft de uitgewerkte scenario’s betrokken bij de integrale besluitvorming over de begroting. Daarbij heeft het kabinet de budgettaire gevolgen, de juridische houdbaarheid en de uitvoeringsgevolgen van de verschillende scenario’s meegewogen. Zoals ik in mijn brief van 8 juli jl. heb aangegeven, staat het kabinet voor verschillende grote maatschappelijke opgaven en zijn er geen eenvoudige keuzes. Iedere euro kan maar één keer uitgegeven worden. De inflatie is momenteel op een ongekend hoog niveau, met grote gevolgen voor de koopkracht. Dit brengt een toenemend aantal huishoudens in financiële problemen en vraagt om actie van het kabinet. Gelet op deze achtergrond heeft het kabinet besloten om de beperkt beschikbare budgettaire middelen in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht van burgers en om geen herstel te bieden aan niet-bezwaarmakers.
Tot slot
Ik begrijp dat het besluit van het kabinet voor niet-bezwaarmakers onrechtvaardig kan voelen. Het kabinet heeft deze beslissing dan ook niet lichtvaardig genomen. Alles afwegend legt het kabinet in deze lastige tijd de prioriteit bij het ondersteunen van de koopkracht van burgers, met name gericht op de meest kwetsbare huishoudens, ook gezien de hierboven geschetste belemmeringen in de oplossingsrichtingen. Met het rechtsherstel en de overbruggingswetgeving wordt vanaf 2021 bereikt dat de heffing beter aansluit bij het werkelijk rendement en dus rechtvaardiger is. Vanwege de zeer lage rente betalen belastingplichtigen met spaargeld daardoor vanaf 2021 vrijwel geen belasting in box 3 meer over dat spaargeld. Voor de circa 40% belastingplichtigen met alleen spaargeld in box 3 betekent dit dat zij vrijwel geen belasting in box 3 meer zullen betalen. Per 2026 wil het kabinet in box 3 belasting gaan heffen op basis van het daadwerkelijk behaalde rendement. Ik werk gestaag verder aan de invoering van dat nieuwe stelsel.