Een ondernemer begon voor een klant aan de ombouw van een Porsche 964 naar een Porsche 964 Singer, maar de klant vroeg hem op een bepaald moment zijn werk te staken. Bij de rechtbank Overijssel kwam de ondernemer met een brief van zijn accountant aanzetten ter onderbouwing van zijn misgelopen winst. Daar had de ondernemer echter weinig aan, want de klant wees – volgens de kantonrechter terecht – op een aantal fouten die de accountant maakt in zijn brief. De vordering wordt dan ook afgewezen en de ondernemer moet op zijn beurt wel een schadevergoeding van € 1.200,00 aan de klant betalen, oordeelt de rechtbank.
Overeenkomst van aanneming van werk
Een BV was in opdracht van de klant begonnen aan de ombouw van de Porsche 964 van de klant naar een Porsche 964 Singer. De klant heeft de ondernemer op enig moment verzocht zijn werkzaamheden te staken. Naar aanleiding van de gerechtelijke procedures die daarop hebben gevolgd, heeft de ondernemer betaling gekregen van zijn verrichte werkzaamheden aan de Porsche tot het moment van beëindiging van de overeenkomst. In deze zaak gaat het nog om de winst die de ondernemer is misgelopen doordat de klant de opdracht voortijdig heeft opgezegd.
Opzegging
Het gaat in deze zaak om de opzegging van een overeenkomst van aanneming van werk. Volgens artikel 7:764 van het Burgerlijk Wetboek mag de opdrachtgever de overeenkomst altijd opzeggen. Wel zal hij onder omstandigheden een vergoeding moeten betalen aan de opdrachtnemer.
In dit geval gaat het om een overeenkomst op basis van regie. Dat houdt in dat de aannemer geen vaste prijs heeft afgesproken met de opdrachtnemer. Hij factureert op basis van gewerkte uren en gebruikte materialen. Ook bij de opzegging van een regie-overeenkomst kan de aannemer eisen dat de opdrachtgever een vergoeding betaalt bij een voortijdige beëindiging van de opdracht. Dat staat in het slot van lid 2 van artikel 7:764 BW, en wel als volgt:
Indien de prijs afhankelijk was gesteld van de werkelijk door de aannemer te maken kosten, wordt de door de opdrachtgever verschuldigde prijs berekend op grondslag van de gemaakte kosten, de verrichte arbeid en de winst die de aannemer over het gehele werk zou hebben gemaakt.
Tussenvonnis
In een tussenvonnis van 28 juni 2022 heeft de kantonrechter vastgesteld dat de opdracht aan de ondernemer inhield de voltooiing van de eerste fase van het project, de ombouw van de carrosserie van de auto van de klant. Die opdracht is op verzoek van de klant voortijdig geëindigd. Na de beëindiging van de opdracht heeft de BV geen werkzaamheden meer verricht en geen kosten meer gemaakt. Dat betekent dat het in deze zaak alleen nog gaat om de winst die de ondernemer over het gehele werk zou hebben gemaakt als de klant de opdracht niet voortijdig had beëindigd.
Onderbouwing
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter verder geoordeeld dat de klant een vergoeding aan de BV verschuldigd is van de niet-genoten winst, zij het niet voor het gehele werk zoals de ondernemer eist. De ondernemer mag alleen een vergoeding eisen voor de niet-genoten winst over de eerste fase van het project. De kantonrechter heeft aangenomen dat hij nog 180 uren aan het project zou besteden. Dat aantal had de deskundige in een vorige procedure tussen partijen namelijk begroot. De ondernemer stelt dat hij een winstmarge heeft van € 50,00 per gewerkt uur. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat de onderbouwing van die winstmarge – zeker in het licht van het verweer daartegen – nog onvoldoende was. Daarom heeft de ondernemer de gelegenheid gekregen om de misgelopen winst nader te onderbouwen.
Brief accountant
De ondernemer heeft ter onderbouwing van zijn misgelopen winst een brief overgelegd van een registeraccountant. In zijn brief van 22 augustus 2022 heeft de accountant toegelicht dat de 180 uren omzetderving zien op het plaatwerk van de Porsche. Daarom heeft de accountant onderzocht wat de misgelopen winst is aan de hand van het uurtarief, loonkosten en andere kosten van de plaatwerker. De accountant noteert dat de ondernemer voor de plaatwerker een uurtarief hanteert van € 60,00 exclusief btw. De loonkosten bedragen € 20,85 per uur. Alle medewerkers van de onderneming gebruiken ‘klein materiaal’, materialen die nodig zijn bij de uitvoering van werkzaamheden maar te weinig substantieel zijn om afzonderlijk te factureren. Gemiddeld genomen wordt in de werkplaats van het bedrijf voor een bedrag van € 1,26 per uur aan klein materiaal gebruikt. De accountant komt tot de conclusie dat de derving voor de BV € 58,74 per uur bedraagt. Uitgaande van 180 misgelopen uren, bedraagt de winst volgens de accountant € 10.573,20. Daarom heeft de ondernemer zijn eis ook gewijzigd.
De misgelopen winst is nog altijd onvoldoende onderbouwd
De klant heeft – volgens de kantonrechter terecht – gewezen op een aantal fouten die de accountant maakt in zijn brief.
Uitgaande van een uurtarief van de plaatwerker van € 60,00 is het volstrekt ondenkbaar dat de ondernemer winst misloopt van € 58,74 per uur. De accountant maakt op z’n minst de rekenfout de loonkosten niet op het uurtarief in mindering te brengen om de winstderving te berekenen. Aangezien de berekening van de misgelopen winst van de ondernemer volledig rust op de brief van de accountant, is deze vordering nog altijd onvoldoende onderbouwd.
Daarnaast heeft de ondernemer andere kosten die wel op de winst drukken, maar die de accountant ten onrechte niet heeft meegenomen in zijn berekening. De klant noemt onder meer de huisvestingskosten en accountantskosten. Ook de ondernemer heeft in zijn pleitaantekeningen naar voren gebracht dat hij voor zijn winst ook te maken heeft met ‘relatief hoge overheadkosten’. Die kosten worden weliswaar niet per uur die de plaatwerker aan het werk is gemaakt, maar drukken wel degelijk op de winst die de ondernemer had kunnen maken maar nu misloopt. De accountant heeft die overheadkosten volledig buiten beschouwing gelaten. Het valt daarom niet te reconstrueren aan de hand van de wel bekende gegevens, wat de winst is die de ondernemer over het gehele werk zou hebben gemaakt.
De vordering van de ondernemer wordt afgewezen
Het gaat bij de vergoeding uit artikel 7:764 BW om de nakoming van een overeenkomst, niet om een schadevergoeding. De kantonrechter kan de schade dus niet begroten. Het is aan de eisende partij om zijn vordering voldoende onderbouwd te stellen, en bij betwisting te bewijzen. Nu de ondernemer, ook na daartoe een extra gelegenheid te hebben gekregen, er niet in is geslaagd om de winst die hij over het gehele project zou hebben gemaakt voldoende te onderbouwen, laat de kantonrechter de ondernemer niet toe tot bewijslevering. De vordering moet worden afgewezen.
De tegeneis van de klant
In het mondelinge tussenvonnis heeft de kantonrechter al een aantal bindende eindbeslissingen genomen over de vordering in reconventie. De schade voor de niet teruggegeven spatborden heeft de kantonrechter vastgesteld op € 1.200,00. De kantonrechter zal bepalen dat de ondernemer daarover vergoeding verschuldigd is van de wettelijke rente met ingang van de datum van het tussenvonnis. De vordering ten aanzien van de overige Porsche-onderdelen heeft de kantonrechter afgewezen.