De NOB heeft een reactie gepubliceerd op het wetsvoorstel Wet plan van aanpak witwassen. Minister Kaag van Financiën stuurde het voorstel in oktober naar de Tweede Kamer.
In de reactie richt de beroepsvereniging zich met name op het onderdeel dat beoogt gegevensdeling mogelijk te maken tussen instellingen behorend tot dezelfde categorie in het kader van het cliëntenonderzoek bij een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme.
Belastingadviseur als poortwachter
De NOB vraagt de rol van de belastingadviseur als poortwachter waar het gaat om onderlinge gegevensdeling te heroverwegen. Die rol van de belastingadviseur wordt snel overschat, schrijft de beroepsvereniging. ‘Een belastingadviseur is vaak pas als laatste op de hoogte van een transactie, vooral waar het werkzaamheden betreft die bestaan in het voorbereiden van een aangifte vennootschaps- of inkomstenbelasting. Andere instellingen zoals banken en accountants hebben een transactie in een veel eerder stadium in beeld. De term ‘poortwachter’ is voor de belastingadviseur die voormelde aangiften voorbereidt dan ook minder passend. Dit is uiteraard anders voor de belastingadviseur in zijn adviserende rol en dan specifiek als de belastingadviseur nauw betrokken wordt bij de uitvoering van het advies.
De vervulling van de poortwachtersfunctie wordt gezien als een belangrijke maatschappelijke taak, die kennis en investeringen vereist. Om de kennis en capaciteit van poortwachters effectiever te bundelen wordt een maatregel geïntroduceerd die moeten leiden tot een verbetering van de informatiepositie van, onder andere, de belastingadviseur, welke informatiepositie cruciaal is voor effectief cliëntenonderzoek en het monitoren van transacties. Om de kans te verkleinen dat een kwaadwillende cliënt door middel van shopgedrag toegang krijgt tot het financiële stelsel en om te voorkomen dat elke instelling van vooraf moet beginnen met het verzamelen van relevante gegevens is het noodzakelijk dat belastingadviseurs onderling informatie uitwisselen bij een cliënt met indicaties van een hoger risico, aldus de Memorie van toelichting bij het concept. Hiertoe is in het concept de verplichting opgenomen voor belastingadviseurs in het geval van bedoelde indicaties te onderzoeken of de cliënt een andere belastingadviseur om dienstverlening heeft verzocht, bij een andere belastingadviseur dienstverlening heeft afgenomen of op dat moment afneemt. Het betreft, aldus de memorie van toelichting bij het concept, een inspanningsverplichting. De belastingadviseur moet redelijke maatregelen nemen om na te gaan of een cliënt eerder bij een andere belastingadviseur diensten heeft afgenomen. Binnen het redelijke valt bijvoorbeeld navraag doen bij de cliënt en het raadplegen van openbare en andere bronnen die de belastingadviseur ter beschikking staan. Aangezien de belastingadviseur geen bronnen ter beschikking staan aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja bij welke belastingadviseur de cliënt diensten heeft afgenomen, is de belastingadviseur volledig afhankelijk van de medewerking van de cliënt. Goedwillende cliënten informeren hun belastingadviseur ook op dit moment al over een andere belastingadviseur bij wie diensten zijn afgenomen. Voor kwaadwillende cliënten geldt dit niet. Zij zullen ook straks geen mededelingen doen over een andere belastingadviseur bij wie diensten door hem/haar zijn afgenomen. Aangezien het concept juist beoogt de kans te verkleinen dat een kwaadwillende cliënt door middel van ‘shopgedrag’ toegang krijgt tot het financiële stelsel meent de NOB dat het concept zijn doel voorbijschiet.
De navraagverplichting van een belastingadviseur bij een andere belastingadviseur betekent zonder meer een lastenverzwaring. Volgens de memorie van toelichting zou de beoogde gegevensdeling ook kunnen leiden tot een lastenverlichting voor de eerstgenoemde. Aangezien de belastingadviseur in alle gevallen een eigen risicobeoordeling en risicoafweging moet blijven maken op basis van alle hem ter beschikking staande informatie, meent de NOB dat van een lastenverlichting geen sprake zal zijn. Voor kleinere advieskantoren met relatief veel kleine cliënten zou wel eens sprake kunnen blijken te zijn van een welhaast onuitvoerbare taak.
In verband met het voorgaande verzoekt de NOB tot een heroverweging van het concept voor wat betreft het onderdeel gegevensdeling tussen instellingen.’