
De implementatie en uitvoering van een verfijnde forfaitaire heffing is minder complex dan een belasting op het werkelijke rendement. Dit komt vooral omdat voor een stelsel op basis van werkelijk rendement meer gegevens nodig zijn. Dat antwoordt staatssecretaris Van Rij van Financiën op Kamervragen van het lid Gündoğan over het bericht ‘Kabinet biedt alternatief voor aangekondigde vermogensbelasting’.
Kleinere uitvoeringsproblemen?
Gündoğan vroeg de staatssecretaris onder meer of de nieuwe uitvoeringsproblemen die meekomen met het plan voor een verfijnde forfaitaire heffing volgens hem echt kleiner zijn dan de problemen van het, ineens of geleidelijk, realiseren van een belasting op werkelijk rendement of aanwas.
Een stelsel op basis van werkelijk rendement betekent onder andere een grotere uitbreiding van het aangifteformulier, antwoordt Van Rij. ‘Deze kunnen naar verwachting deels geleverd worden door ketenpartners en vooraf worden ingevuld in de aangifte. De gegevens die de Belastingdienst niet bij ketenpartners kan verkrijgen, moet de belastingplichtige zelf invullen in de aangifte. Deze aanvullende gegevensuitvraag bij belastingplichtigen leidt naar verwachting tot een groter beroep op de dienstverlening aan belastingplichtigen. Het ontbreken van deze gegevens maakt bovendien het toezicht op de aangiften arbeidsintensiever. Oftewel, het voordeel van een stelsel op basis van werkelijk rendement is dat dit beter aansluit bij het werkelijk rendement van belastingplichtigen, maar dit leidt om die redenen naar verwachting tot meer benodigde capaciteit voor IV, dienstverlening en toezicht.
De complexiteit van beide stelsels is objectief gewogen door op de diverse relevante uitvoeringsaspecten de effecten op de uitvoeringsprocessen te onderzoeken. Deze eerste weging is kwalitatief. Een uitvoeringstoets, waarin de effecten ook worden gekwantificeerd, heeft nog niet plaatsgevonden en staat gepland om uitgevoerd te worden op het moment dat het conceptwetsvoorstel ten behoeve van de internetconsultatie wordt gepubliceerd.’
Geen informatieachterstand
Van Rij antwoordt verder onder meer dat hij niet de opvatting deelt dat de informatieachterstand van de Nederlandse Belastingdienst ten opzichte van OESO-landen die op dit moment al jaren werken met een belasting op basis van werkelijke rendementen, moet worden ingehaald. ‘Er is voor de uitvoering van de huidige wet- en regelgeving geen sprake van een informatieachterstand. Daarvoor is immers geen informatie nodig over het werkelijke rendement. Wel worden inmiddels voorbereidingen getroffen om de benodigde en beschikbare informatie voor een heffing op basis van werkelijk rendement te verkrijgen van ketenpartners. Daarvoor is ook ICT-capaciteit geprioriteerd. Overigens is het goed om te bedenken dat landen die belasting heffen over het werkelijk rendement dat ook kunnen doen op basis van gegevens die belastingplichtigen zelf aangeven via de aangifte.’