Door het aanzeggen van het einde van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan de werknemer niet worden verplicht de studiekosten terug te betalen, oordeelt de rechtbank Rotterdam.
De werkneemster is op 17 augustus 2018 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van helpende/begeleidster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigend op 19 februari 2019. De arbeidsovereenkomst is nadien verlengd tot en met 30 april 2019. Vanaf het moment van indiensttreding van de werkneemster bij de werkgever (17 augustus 2018) is de werkneemster op basis van een inleenovereenkomst ingeleend door een bedrijf. De inlener is een onderneming van de moeder van de werkgever.
Opleidingsovereenkomst – terugbetaling
Op 9 oktober 2018 is tussen de werkneemster en de werkgever een opleidingsovereenkomst gesloten voor de door de werkneemster te volgen opleiding Verzorgende IG niveau 3. In artikel 4 van de opleidingsovereenkomst staat onder meer het volgende:
“Artikel 4
4.1 Werknemer zal het bedrag aan de werkgever voldoen, indien de opleiding op initiatief van werknemer voortijdig wordt beëindigd.
4.2 Indien de werknemer binnen 2 jaar na het beëindigen van de opleiding de organisatie verlaat, dan is zij verplicht het totale bedrag van de studiekosten terug te betalen.
4.3 Bij vertrek binnen 3 jaar en binnen 4 jaar na het beëindigen van de opleiding moeten respectievelijk 2/3 deel en 1/3 deel van de opleidingskosten worden terugbetaald. Bij vertrek 4 jaar na beëindiging hoeven geen kosten terugbetaald te worden.
4.5 Indien het niet afmaken of niet slagen veroorzaakt wordt door omstandigheden die buiten de beïnvloedingssfeer van de werknemer liggen, kan van bovenstaand punt worden afgeweken. Uitspraak van de werkgever is hierin doorslaggevend.
4.6 De werknemer is eveneens verplicht de tot dan toe ontvangen opleidingskosten terug te betalen indien hij de organisatie, voor het beëindigen van de opleiding, vrijwillig verlaat. In principe zal één en ander worden verrekend met de eindafrekening van het salaris, tenzij een andere terugbetalingsregeling wordt afgesproken.
4.7 De werknemer machtigt de werkgever de op grond van deze overeenkomst verschuldigde bedragen te verrekenen met de bedragen welke bij het einde van de dienstbetrekking nog aan de werknemer voldaan moeten worden. De in deze overeenkomst als begroot vermelde bedragen zullen tussen partijen als werkelijke en reële kosten van de opleiding gelden.
4.8 De werknemer is niet gehouden tot de hier bedoelde betalingen, indien het dienstverband door de werkgever wordt beëindigd.”
Arbeidsovereenkomst niet verlengd
Bij brief van 18 maart 2019 heeft de werkgever aan de werkneemster onder meer het volgende bericht:
“U bent bij ons in dienst getreden op 17 augustus 2018 voor de functie als helpende/begeleidster.
Uw huidige arbeidsovereenkomst eindigt op 30 april 2019. Bij deze wil ik u mededelen dat wij uw arbeidsovereenkomst niet verlengen.”
Per 1 mei 2019 is de werkneemster bij de oud-inlener in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigend op 30 april 2020. Bij brief van 24 juni 2019 heeft de werkneemster aan de oud-inlener onder meer het volgende medegedeeld:
“Bij deze wil ik u mededelen dat ik mijn ontslag indien. Gezien mijn opzegtermijn van één maand ben ik werkzaam tot 01 augustus. Mijn laatste werkdag zal op 31 juli zijn.”
Vanaf 1 augustus 2019 tot eind 2020 heeft de werkneemster als zelfstandige voor de oud-inlener werkzaamheden verricht. Rond oktober/november 2019 heeft de werkneemster de opleiding succesvol afgerond.
Naar de kantonrechter
Ter beoordeling voor de kantonrechter ligt de vraag voor of de werkgever op grond van de tussen partijen gesloten opleidingsovereenkomst recht heeft op terugbetaling van de door hem voor de werkneemster betaalde opleidingskosten.
Terugbetalingsverplichting
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 4 van de opleidingsovereenkomst is de werknemer verplicht tot terugbetaling van de door werkgever gemaakte opleidingskosten als de opleiding op initiatief van de werknemer voortijdig wordt beëindigd of in het geval van de werkneemster de organisatie voortijdig, te weten: binnen de in de opleidingsovereenkomst aangegeven tijdsspanne waarin de werkgever geacht wordt baat te hebben gehad van de door werknemer geworven kennis en vaardigheden, verlaat.
Uitzondering op terugbetalingsverplichting
Artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst vormt een uitzondering op deze terugbetalingsverplichting, namelijk in het geval de arbeidsovereenkomst eindigt door de werkgever. In een dergelijke situatie is de werknemer niet verplicht tot terugbetaling van de opleidingskosten. Partijen zijn het niet eens over de uitleg van artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst.
Einde arbeidsovereenkomst aangezegd
Vast staat dat de arbeidsovereenkomst (van rechtswege) is geëindigd op 30 april 2019. De werkgever heeft bij brief van 18 maart 2019 het einde van de arbeidsovereenkomst aangezegd. Volgens de werkgever is de arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd en kan het aanzeggen van het einde van de arbeidsovereenkomst niet worden beschouwd als een situatie waarin sprake is van een einde van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (zoals bedoeld in artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst). De kantonrechter deelt dit standpunt van de werkgever niet.
Alleen terugbetaling bij initiatief werknemer einde dienstverband
De strekking van artikel 4 van de opleidingsovereenkomst is zodanig dat de werknemer alleen gehouden is tot terugbetaling van de opleidingskosten, als de werknemer het initiatief neemt om het dienstverband bij de werkgever te beëindigen. Dit is bepaald in de artikelen 4.2 tot en met 4.4 en 4.6 van de opleidingsovereenkomst.
Arbeidsovereenkomst niet verlengd
Hoewel artikel 4.2 van de opleidingsovereenkomst ‘neutraal’ is geformuleerd, kan niet worden gezegd dat een einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege daar ook onder valt. De werkgever heeft immers besloten om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Het kan niet de bedoeling van die bepalingen zijn geweest om de werknemer te verplichten de opleidingskosten terug te betalen als de werkgever besluit om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Dat is volgens de kantonrechter geregeld in artikel 4.8.
Arbeidsovereenkomst door werkgever beëindigd
Dat in artikel 4.8 niet expliciet is vermeld ‘indien het dienstverband door de werkgever wordt beëindigd óf door de werkgever niet wordt verlengd’ , zoals de werkgever heeft betoogd, doet daar niet aan af. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat wél sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst waarin de arbeidsovereenkomst is beëindigd door de werkgever.
Inlener geen partij
Het subsidiaire standpunt van de werkgever kan de kantonrechter evenmin volgen. Dat sprake is van verwevenheid tussen de werkgever en de inlener, moge zo zijn, maar dit maakt nog niet dat de inlener partij is geworden bij de onderhavige opleidingsovereenkomst. Die overeenkomst is immers gesloten tussen de werkgever en de werkneemster. Ter zitting heeft de werkneemster onweersproken gesteld dat er bij haar indiensttreding bij de inlener niet is gesproken over het al dan niet voortzetten van de opleidingsovereenkomst bij de inlener. Daarvan is ook niet gebleken.
Geen afspraken over gemaakt
Als de werkgever dan wel de inlener had beoogd de opleidingsovereenkomst door te laten werken bij indiensttreding van de werkneemster bij de inlener, had het op hun weg gelegen om dat met de werkneemster te bespreken en om daarover afspraken te maken. Dat de werkneemster vervolgens – al dan niet op eigen initiatief – haar dienstverband bij de inlener heeft beëindigd, maakt niet dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4.2 van de opleidingsovereenkomst.
Niet uitdrukkelijk vermeld in opleidingsovereenkomst
Ook het betoog van de werkgever dat met ‘de organisatie’ zoals in artikel 4.2 van de opleidingsovereenkomst is verwoord bekend had moeten en kunnen zijn dat daarmee ook de inlener wordt bedoeld, gaat niet op. Als de werkgever dat zou hebben bedoeld, had het op zijn weg gelegen om dat uitdrukkelijk in de opleidingsovereenkomst te vermelden.
Niet gehouden aan terugbetaling opleidingskosten
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de werkneemster niet gehouden is tot terugbetaling van de opleidingskosten. De vordering van de werkneemster tot betaling van een bedrag van € 4.582,11 wijst de kantonrechter toe.
Wettelijke verhoging en rente
De werkgever heeft niet (volledig) aan de betalingsverplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst jegens de werkneemster heeft voldaan. Daarom wijst de kantonrechter de wettelijke verhoging toe. In de omstandigheid dat de wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig te betalen en de werkgever de gevorderde bedragen niet heeft betaald omdat hij (achteraf bezien ten onrechte) van mening was dat hij daartoe niet gehouden was, ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 20%. Van een situatie waarin de werkgever willens en wetens de gevorderde bedragen niet heeft betaald zonder daar een goed onderbouwde reden voor te hebben is geen sprake. De gevorderde rente wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen zoals onder de beslissing vermeld. De werkgever wordt voor het grootste deel in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen, in totaal € 834,71.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 10 juni 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11441