De verleggingsregeling is bedoeld om btw-fraude en misbruik in bepaalde sectoren te voorkomen. Hiervoor is het nodig dat de identiteit van de afnemer kan worden vastgesteld, heeft de Hoge Raad geoordeeld.
Een bv verhandelt ferro- en non-ferrometalen. In april 2010 levert zij non-ferrometalen aan een Duitse afnemer. Deze afnemer haalt het metaal altijd zelf af en betaalt hiervoor contant, maar verstrekt – ondanks verzoeken van de bv – geen geldig btw-identificatienummer. De voor een geladen partij non-ferrometalen afgesproken prijs werd op dat moment telkens contant betaald tegen verstrekking door de bv van een kasbon.
De bv heeft bij de aangiften voor de omzetbelasting over de tijdvakken april, mei en juni 2010 ter zake van de hiervoor bedoelde leveringen geen omzetbelasting op aangifte voldaan, maar past de verleggingsregeling toe.
Stroman
Tijdens een door de inspecteur ingesteld boekenonderzoek constateert de inspecteur dat de bv facturen heeft opgemaakt die zijn gericht aan iemand met een adres in Duitsland. De inspecteur verklaart dat de bv als stroman heeft gefungeerd, dat voor deze leveringen onbekend is wie in werkelijkheid de afnemer van de non-ferrometalen is geweest en dat de bestemming van de goederen onbekend is gebleven.
Daardoor is, aldus de inspecteur, niet te achterhalen of de afnemer in verband met de leveringen omzetbelasting heeft aangegeven en voldaan. De inspecteur heeft ter zake van de leveringen omzetbelasting nageheven van de bv.
Identiteit afnemer noodzakelijk
Omdat de identiteit van de afnemer van de goederen niet vaststaat, kan naar het oordeel van de rechtbank de verleggingsregeling geen toepassing vinden. Anders dan de rechtbank, heeft hof Den Bosch de inspecteur in het ongelijk gesteld. Volgens het hof kon de verleggingsregeling ook worden toegepast als de identiteit van de afnemer niet bekend was.
De Hoge Raad ziet dit anders en vindt dat met de verleggingsregeling met name beoogd is om voor de inning van omzetbelasting meer waarborgen te scheppen wanneer in bepaalde sectoren van het bedrijfsleven fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik op het gebied van omzetbelasting wordt gesignaleerd. Hiervoor is het nodig dat de Belastingdienst kan vaststellen wie de afnemer is waarnaar de btw-heffing wordt verlegd. De identiteit van de afnemer is noodzakelijk voor controle op de heffing en inning van btw bij de afnemer, en bij mogelijke doorlevering van de goederen.
Het vereiste dat de Belastingdienst de identiteit van de afnemer kan vaststellen, volgt dus direct uit het doel van de verleggingsregeling. Dit vereiste blijkt ook uit het wetsartikel waarin de regeling is opgenomen. Het is niet in strijd met EU-recht dat de verleggingsregeling buiten toepassing blijft als de afnemer onbekend is, aldus de Hoge Raad.