
De directeur van de in Suriname gevestigde oliehandel Newco Trading NV richtte in Nederland een eenmanszaak op, met als bij de KvK geregistreerde activiteit ‘administratiekantoor’. ABN Amro kreeg naar eigen zeggen ook na het uitvoeren van een uitvoerig klantonderzoek nog steeds onvoldoende zicht op het betaalgedrag van het administratiekantoor en zegde de bedrijfsrekening op. De Surinaamse directeur spande een kort geding aan om dat te voorkomen, maar de rechtbank Amsterdam laat de opzegging en de registratie van het bedrijf op een interne anti-witwaslijst van de bank in stand. Bij het aanvragen van de bedrijfsrekening werden verschillende vragen onjuist beantwoord en de gebruikte geldroute – contanten vanuit Suriname door particulieren laten overvliegen naar Nederland en deze dan via een betaalkantoor op de bedrijfsrekening storten – roept vragen op.
De directeur van de Surinaamse oliehandel had ruim twintig jaar geleden al eens een bankrekening geopend bij ABN Amro. Die privérekening werd door de bank in juni 2022 opgezegd, nadat er vanaf oktober 2020 klantonderzoek was gedaan. De reden voor de opzegging was dat de man de privérekening zakelijk gebruikte. Tegen de beëindiging van de klantrelatie gerichte vorderingen werden door de voorzieningenrechter in augustus 2022 afgewezen. Het hoger beroep loopt nog.
Op 15 maart 2021 registreerde de directeur bij de Kamer van Koophandel een eenmanszaak met als activiteit ‘administratiekantoor’. Sinds 19 maart 2021 houdt de man bij ABN Amro een zakelijke rekening aan ten behoeve van de eenmanszaak. Ook bij ING is er een zakelijke rekening op naam van het administratiekantoor.
Opzegging
In februari en maart 2022 stelde ABN Amro vragen over het gebruik van de bedrijfsrekening van het administratiekantoor. De bank vond de beantwoording onvoldoende en na een bezwaar- en klachttraject werd de relatie uiteindelijk op 10 januari 2023 definitief opgezegd per 10 maart 2023. Tijdens het eerdere kort geding werd dat door de bank al aangekondigd, enerzijds omdat ABN Amro het vertrouwen in de Surinaamse directeur is verloren en anderzijds omdat er volgens de bank zelfstandige redenen zijn om die rekening op te zeggen. Hangende het nieuwe kort geding heeft ABN Amro de beëindiging van de bedrijfsrekening opgeschort.
Kort geding: cash per vliegtuig
Volgens de directeur verlopen de geldstromen als volgt, somt de voorzieningenrechter op: ‘In Suriname betalen de klanten van Newco haar giraal of chartaal (contant) in Surinaamse of US dollars voor de geleverde smeeroliën. Op verzoek van [eiser] /Newco gebeurt het merendeel contant. Het contante geld wordt vervolgens in Suriname bij cambio’s (wisselkantoren) omgewisseld voor euro’s. Een klein deel van deze contante euro’s gaat via Western Union naar Nederland. Het overgrote deel wordt door vrienden en kennissen van [eiser] per vliegtuig naar Nederland gebracht. Tot ongeveer april 2021 werden de contanten in Nederland vervolgens direct op de privé-rekening van [eiser] gestort, maar nadien werden ze bij (RCCS en vervolgens bij rechtsopvolger) Ziemann Cashservice gestort in zogenoemde smartsafes. Ziemann maakt het geld giraal over naar de Bedrijfsrekening van [handelsnaam] bij ABN AMRO. Op de rekeningafschriften zijn deze afstortingen zichtbaar voor ABN AMRO. Vervolgens worden van deze rekening de drie leveranciers (gevestigd in Trinidad en Tobago, Verenigde Arabische Emiraten en Nederland) van Newco giraal betaald. [eiser] stelt dat ABN AMRO beschikt over verschillende inkoopfacturen die ten grondslag liggen aan die betalingen aan leveranciers. […] Dit is de beste optie voor de geldstromen van Newco, zo stelt [eiser] , gezien de turbulente situatie in Suriname en de grote tekorten aan euro’s en US dollars. In theorie is een tweede optie om de contanten in Suriname te storten bij een Surinaamse bank, maar dat kost teveel tijd en dan kan Newco haar leveranciers niet tijdig betalen. Een derde optie is Western Union inschakelen, maar daarvoor geldt een limiet van € 5.000,00 per maand, dus dat biedt maar zeer beperkt soelaas, aldus steeds [eiser].’
Bij de voorzieningenrechter stelt de directeur dan ook dat hij niets verkeerd doet, voldoende inzicht – onderbouwd met stukken en met het aanbod om desgewenst nog meer stukken over te leggen – in de werkwijze heeft geboden en dat bovendien de bedrijfsrekening juist op instigatie van ABN AMRO zelf met dit doel is geopend.
In het licht van wat de directeur over de contante geldstromen aanvoert constateert de voorzieningenrechter echter dat hij, bij het aanvragen van de bedrijfsrekening, moet hebben geweten dat enkele antwoorden op door de bank gestelde vragen niet klopten. ‘Naar eigen zeggen had hij de eenmanszaak [handelsnaam] immers juist opgericht als verlengstuk van Newco en ging het voor een groot deel om betalingsverkeer met diverse buitenlanden en om merendeels contante stortingen op de Bedrijfsrekening (zij het indirect via Ziemann). ABN AMRO heeft er terecht op gewezen dat het in ontvangst nemen van grote hoeveelheden contant geld (in de periode oktober 2021 tot en met maart 2022 bijna € 8 ton) op grond van de criteria van de FIU een indicator is voor witwassen. Het is dan ook aannemelijk dat ABN AMRO, zoals zij stelt, de aanvraag voor de Bedrijfsrekening niet zou hebben gehonoreerd, althans niet zonder nader onderzoek, als de vragen waarheidsgetrouw waren beantwoord.’
Geldstromen niet voldoende inzichtelijk
Verder heeft de man de geldstromen niet voldoende inzichtelijk kunnen maken, oordeelt de voorzieningenrechter. Er is geen sluitende administratie. Wel zijn er overzichten verstrekt van contante ontvangsten waarop ook de jaarrekeningen zouden zijn gebaseerd, en bonnetjes die niet op naam staan maar slechts op datum. De advocaat van de directeur kon niet meer verklaren dan dat wanneer alsnog alle kasstroomoverzichten en bonnetjes zouden worden overgelegd een waarschijnlijk nagenoeg sluitende administratie zou kunnen worden gemaakt. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat ABN Amro daarmee geen genoegen neemt.
Geldroute roept vragen op
Daarnaast roept de gebruikte geldroute – contanten vanuit Suriname door particulieren laten overvliegen naar Nederland en deze dan via een betaalkantoor op de bedrijfsrekening storten – vragen op, spreekt de rechtbank uit. ‘Uit de verklaringen van partijen blijkt dat er wel degelijk uit het oogpunt van een integer betaalverkeer alternatieven zijn, zoals het storten van de contanten bij een gewone Surinaamse bank in plaats van bij een cambio (waar volgens ABN AMRO makkelijker zonder vragen geld gewisseld kan worden). [eiser] stelt weliswaar dat dit duurder en/of tijdrovender is, maar ABN AMRO betwist dit. ABN AMRO vermoedt dat er andere motieven spelen en sluit witwassen niet uit. Zij voert aan dat het op deze wijze via de internationale luchtvaart fysiek vervoeren van grote contante bedragen hoogst ongebruikelijk is, alleen al vanwege het risico op diefstal. Dergelijke risico’s worden volgens ABN AMRO alleen genomen als men gelden verborgen wil houden. Dat van dit laatste sprake is, wordt door [eiser] stellig ontkend. Hoe dit ook precies zit, duidelijk is wel dat deze route een risico op witwassen in zich bergt en dat ABN AMRO door de onduidelijke en gebrekkige administratie van zowel Newco als [eiser] niet voldoende inzicht heeft gekregen in dit risico. Met name de wijze waarop de contant betaalde Surinaamse dollars in Suriname via cambio’s worden omgewisseld in euro’s, is niet transparant. Dat ABN AMRO dat onacceptabel vindt is begrijpelijk. Daarbij is het onvermijdelijk dat de eerdere vertrouwensbreuk met [eiser] , die mede de aanleiding vormde voor de opzegging van zijn privérekening, doorwerkt in de relatie met [handelsnaam] . [handelsnaam] is immers de eenmanszaak van [eiser].’ Anders dan de man suggereert heeft ABN Amro ook niet gezegd dat de door hem gekozen manier van zakendoen haar goedkeuring heeft, maar alleen dat zakelijke transacties via een zakelijke rekening moeten plaatsvinden.
Geen strijdigheid met zorgplicht
‘Onder deze omstandigheden handelde ABN AMRO niet in strijd met haar zorgplicht en was het ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar om de bankrelatie (op grond van artikel 35 ABV) op te zeggen’, oordeelt de voorzieningenrechter. ‘Naar verwachting zal de bodemrechter er ook zo over denken. […] Een belangenafweging maakt dit niet anders. ABN AMRO heeft zwaarwegend belang bij het spoedig beëindigen van de relatie met een klant die een reëel risico op witwassen vormt en onvoldoende inzicht geeft in de omvang van dit risico. Na een jaar onderzoek en weinig zicht op verbetering kan van ABN AMRO niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Het belang van de continuïteit van [handelsnaam] weegt daar tegenover minder zwaar, ook omdat [handelsnaam] in ieder geval op dit moment nog over een zakelijke rekening bij ING beschikt, zodat zij niet van het betalingsverkeer wordt afgesloten.’
CAAML-lijst
Dit alles betekent dat de vorderingen van de directeur niet kunnen worden toegewezen. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor het gevorderde verbod tot opneming van de persoonsgegevens in de Client Acceptance and Anti Money Laundering-lijst, de zogenoemde CAAML-lijst. ‘ABN AMRO heeft onweersproken aangevoerd dat deze exclusief interne lijst als doel heeft dat ABN AMRO inclusief haar dochterondernemingen kan onthouden dat zij afscheid van cliënten heeft moeten nemen omdat zij niet (meer) kan voldoen aan haar wettelijke (Wwft) verplichtingen. Als een voormalige cliënt binnen vijf jaar opnieuw bij ABN AMRO of een dochteronderneming klant wil worden, zal ABN AMRO de uitkomsten van het klantenonderzoek meenemen bij de beoordeling van de aanvraag. Dit kan (maar hoeft niet te) resulteren in een weigering van de aanvraag. Aangezien de bank deze informatie niet deelt met derde partijen, bestaat geen reden om te vermoeden dat het plaatsen op de CAAML-lijst gevolgen zal hebben voor de relatie van de (ex-)cliënt met een andere financiële instelling, aldus steeds ABN AMRO.’
De rechtbank vindt dat de omstandigheden het opnemen van de persoonsgegevens van de directeur in de CAAML-lijst rechtvaardigen. ‘Gezien de zwaarwegende gronden die ABN AMRO in dit geval heeft voor de opzegging van de bankrelatie en de relatief lichte maatregel van de registratie op de CAAML-lijst – een intern register dat alleen leidt tot een signalering van eerder geconstateerde risico’s en een verscherpt cliëntonderzoek als een nieuwe aanvraag bij ABN AMRO of haar dochters wordt gedaan – weegt het belang van [eiser] om niet te worden geregistreerd niet zwaarder dan het belang van ABN AMRO. Daarmee is ook voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.’