Een boekhouder ging eind 2015 een franchiseovereenkomst aan met een coöperatie die haar leden ondersteunt bij het exploiteren van administratie, accountants- en advieskantoren. In 2020 beëindigde de boekhouder de samenwerking, waarna de partijen bij de rechtbank Overijssel onlangs over en weer bedragen van elkaar meenden te kunnen vorderen vanwege het niet nakomen van de verbintenissen uit de overeenkomst.
De coöperatie is erop gericht de leden te ondersteunen, waar dan een vaste of variabele financiële verplichting van de leden aan de coöperatie tegenover staat. De samenwerking werd niet wat de boekhouder er van verwachtte. Hij liet daarom in een op 29 juni 2020 gedateerde brief weten het lidmaatschap per 31 juli 2020 op te zeggen. De twee partijen kunnen het daarna kennelijk niet eens worden over de afwikkeling van het lidmaatschap, want de boekhouder doet een half jaar later een voorstel voor overleg en een betalingsvoorstel, dit laatste op voorwaarde dat de zaak spoedig wordt afgerond tussen partijen.
Vorderingen over en weer
Ook dat helpt niet, waarna de boekhouder en de coöperatie onlangs bij de kantonrechter tegenover elkaar stonden met diverse vorderingen op elkaar. De coöperatie vorderde een bedrag van € 15.878,81, samengesteld uit € 8.931,00 uittreedvergoeding en € 5.947,81 aan betalingsachterstand en marketingbijdragen (diverse posten).
De boekhouder op zijn beurt stelt dat hij over de periode van 2016 tot medio 2020 een omzetverlies heeft geleden van € 40.126,00 en dat dit bedrag overeenkomt met de gederfde winst. Hij vordert betaling door de coöperatie van een bedrag van € 25.000,00. Aan zijn vordering legt de boekhouder ten grondslag dat hij schade heeft geleden in de vorm van omzetverlies, doordat een ander bij de coöperatie aangesloten bedrijf klanten heeft geworven in het exclusieve gebied van zijn eigen bedrijf.
Oordeel rechtbank: geen uittreedvergoeding
De kantonrechter wijst de vordering van de coöperatie gedeeltelijk af. De verplichting tot betaling van de uittreedvergoeding moet voldoende kenbaar zijn uit de statuten. Hiervan is in deze zaak geen sprake, want in de statuten van de coöperatie is geen bepaling opgenomen over het verschuldigd zijn van een vergoeding bij uittreden. Aldus ontbreekt een grondslag in de statuten voor het opleggen van een uittreedvergoeding. De kantonrechter overweegt dat een grondslag voor het opleggen van een uittreedvergoeding evenmin kan worden gevonden in het karakter van de organisatie dan wel tussen partijen gemaakte afspraken. Op grond van artikel 2:60 BW en genoemde jurisprudentie geldt als voorwaarde dat de statuten tenminste een basis moeten geven voor een uittreedvergoeding. Omdat deze ontbreekt, moet dit onderdeel van de vordering van de coöperatie worden afgewezen.
Wel wordt een bedrag van € 3.497,14 toegewezen, voornamelijk bestaand uit achterstallige contributie en een aan de coöperatie verschuldigde bijdrage voor marketingactiviteiten.
Schade boekhouder?
Over de schadevordering van de boekhouder ten opzichte van de coöperatie stelt de boekhouder dat marketingactiviteiten van leden van de coöperatie moeten worden aangemeld bij de coöperatie en dat de coöperatie hiervoor toestemming moet verlenen. De coöperatie had er daarom van op de hoogte kunnen en moeten zijn dat een ander lid van de coöperatie inbreuk makende wervings- of marketingactiviteiten ontplooide in het gebied van zijn bedrijf. De coöperatie had dit moeten voorkomen dan wel had hier tegen op moeten treden. Doordat de coöperatie dit heeft nagelaten heeft de boekhouder naar eigen zeggen schade geleden.
De kantonrechter overweegt echter dat de boekhouder er niet in is geslaagd aan te tonen dat hij door nalaten van de coöperatie schade heeft geleden in de vorm van omzetverlies. Hiertoe is redengevend dat ten tijde van de inbreuk (vanaf 1 december 2015) de coöperatie hiervan niet op de hoogte was en de coöperatie pas na beëindiging van de inbreuk op de hoogte is geraakt van die inbreuk. De boekhouder heeft ter zitting in dit verband verklaard dat hij zelf pas in 2018 op de hoogte raakte van de inbreuk. Daarna heeft hij in 2019 de coöperatie op de hoogte gebracht van de inbreuk. De marketingactiviteiten van het marketingbureau dat activiteiten uitvoert voor leden van de coöperatie waren toen echter al beëindigd. Dit betekent dat de coöperatie op dat moment niet meer tegen de inbreuk kon optreden. De boekhouder kan de coöperatie dan ook niet aansprakelijk stellen voor mogelijk geleden schade door omzetverlies.
Toezichthoudende taak coöperatie
De boekhouder heeft daarnaast gesteld dat marketingactiviteiten moeten worden aangemeld bij de coöperatie en de coöperatie hiervoor toestemming moet verlenen. De boekhouder stelt dat dit niet is gebeurd en de coöperatie daarom is tekortgeschoten in haar toezichthoudende taak. De kantonrechter overweegt dat dit onvoldoende is om aansprakelijkheid van de coöperatie aan te nemen. Dat het marketingbureau de campagne niet heeft aangemeld bij de coöperatie, leidt nog niet tot schadeplichtigheid van de coöperatie jegens de boekhouder. De inbreukmakende marketingactiviteiten zijn door het marketingbureau verricht en niet door de coöperatie.