
Een administratiekantoor dat bij de verkoop van een later failliet verklaard bedrijf naliet voor twee ton aan inkoopfacturen op te voeren toen de aanstaande kopers de resultaten wilden zien, heeft de zorgplicht jegens die kopers geschonden, oordeelt de rechtbank in Zutphen. Het kantoor hoeft echter de portemonnee niet te trekken: de kopers van het naar later bleek noodlijdende bedrijf hebben niet genoeg aangetoond dat ze schade hebben geleden.
Het administratiekantoor verzorgde de boekhouding voor een ondernemer met een bedrijf in voorgefabriceerde recreatiewoningen. Die vond twee gegadigden die 85 procent van zijn aandelen wilden overnemen. De deal komt begin 2021 rond, maar al drie maanden later ging het bedrijf op de fles. De kersverse aandeelhouders staan versteld: ze hadden van het administratiekantoor toch keurige cijfers te zien gekregen. Maar snel na het faillissement blijkt dat in de tussentijdse resultaten van het bedrijf een aantal inkoopfacturen ter waarde van twee ton niet waren verwerkt. Schadepost: ruim 827.000 euro. Dat bedrag moet de voormalig dga vergoeden, zo oordeelt de rechter in 2022, want hij heeft opzettelijk informatie verzwegen en onjuiste informatie verstrekt aan de kopers.
Meer over deze zaak: Winstgevend bedrijf blijkt kat in de zak
Onrechtmatig gehandeld
Die maken opnieuw een rechtszaak aanhangig, nu tegen het administratiekantoor en de twee maten. Door onjuiste informatie was namelijk geen bedrijf met een winst van ruim 134.000 euro verkocht, maar een verlieslatende onderneming die ruim een ton in het rood stond. Ze vinden dat ze (onder meer) ruim 400.000 euro schade hebben geleden. De rechter oordeelt in maart dit jaar in een tussenuitspraak dat het administratiekantoor onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kopers. De gewraakte inkoopfacturen waren namelijk pas in februari 2021, na de verkoop, door het administratiekantoor bekeken.
Geen alternatief scenario geschetst
Afgelopen week heeft de rechter uitspraak gedaan over de schade en over de toe te kennen schadevergoeding. De rechter had al geoordeeld dat de zorgplicht van het administratiekantoor buitencontractueel was, omdat er geen directe relatie tussen de kopers en het kantoor bestond. Bovendien komt het grootste deel van de schade niet voor vergoeding in aanmerking omdat de kopers onvoldoende hebben onderbouwd dat zij met kennis van de ware stand van (financiële) zaken de aandelen nooit zou hebben gekocht, ook niet tegen een lagere koopprijs.
De rechter stuurt de kopers met lege handen naar huis: ze hebben niets gesteld over onder meer het scenario waarin de koop ondanks bekendheid met de inkoopfacturen zou zijn doorgegaan, de koopprijs die zij dan zou hebben betaald en de schade waartoe dit zou hebben geleid, zo constateert die. ‘De slotsom is dat het bestaan, de omvang en de toerekenbaarheid aan [het administratiekantoor] van de resterende schadepost niet is komen vast te staan.’