Een internationale autohandelaar wordt geacht bekend te zijn met het Europese systeem van btw-heffing op de handel in auto’s binnen de Europese Unie, oordeelt het gerechtshof Amsterdam. De belastingadviseur en het kantoor waar hij in dienst was zijn dan ook niet aansprakelijk voor de gevorderde schade van € 872.441 op grond van onjuiste advisering.
Autohandel
De handelaar was sinds 1986 samen met zijn broer eigenaar van een onderneming die in nieuwe en gebruikte auto’s handelde. Oorspronkelijk werden de auto’s uitsluitend in Italië ingekocht en verkocht en vanaf 2005 werden ook auto’s ingekocht in diverse landen binnen de Europese Unie. Die auto’s verkocht de handelaar weer in Italië.
Nederlandse BV
In 2007 werd contact opgenomen met een Nederlandse belastingadviseur om advies uit te brengen over de fiscale positie van een Nederlandse BV en de daaraan verbonden kosten. Aan de belastingadviseur werd uiteindelijk opdracht gegeven een besloten vennootschap op te richten en de handelaar en een zakenpartner te begeleiden met het opstarten van de bedrijfsvoering via een trustkantoor. Op 31 juli 2007 werd Europe Car Point BV (ECP) opgericht, waarvan de handelaar en diens zakenpartner ieder voor 50% aandeelhouder werden. Als bestuurder werd een trustkantoor aangesteld.
Btw
Vanaf het laatste kwartaal van 2007 werd begonnen met het inkopen van auto’s via ECP. Alle ingekochte auto’s passeerden aanvankelijk de Nederlandse grens, hetgeen meebracht dat ECP over het aankoopbedrag btw verschuldigd was. Na een boekenonderzoek concludeerde de Belastingdienst later dat er waarschijnlijk sprake was van btw-carrouselfraude. De door ECP gevraagde teruggave van € 899.336 werd dan ook niet verleend.
Aansprakelijkstelling
De autohandelaar spande daarop een rechtszaak aan tegen de belastingadviseur, het belastingadvieskantoor waar hij destijds werkzaam was en de twee betrokken trustkantoren die als bestuurder van ECP hadden opgetreden. Hij meent dat de belastingadviseur had moeten adviseren over de gevolgen voor de teruggave van betaalde btw toen vanaf begin 2008 de ingekochte auto’s rechtstreeks geleverd werden in Spanje. Hij stelt de belastingadviseur en diens toenmalige werkgever aansprakelijk voor de schade van ECP, bestaande uit de door de Belastingdienst niet terugbetaalde btw.
Kennis autohandelaar en ECP
Ten aanzien van de schade van ECP die de handelaar vordert overweegt het hof Amsterdam als volgt. Voor een verplichting tot betaling van schadevergoeding door de belastingadviseur en het belastingadvieskantoor aan ECP kan pas plaats zijn als ECP niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet had behoren te zijn van het systeem van btw-heffing op de internationale autohandel in het algemeen en in het bijzonder op de verkoop aan ECP zonder levering in Nederland vanaf begin 2008. Hierbij gaat het om de aan ECP toe te rekenen kennis, niet uitsluitend om de kennis van de handelaar, zoals hij lijkt te veronderstellen.
Uit een e-mail blijkt dat de statutair bestuurder van ECP er in januari 2008 van op de hoogte was dat ECP de btw niet kon aftrekken, constateert het hof. Deze kennis van haar statutair bestuurder wordt toegerekend aan ECP. ‘Hiermee staat vast dat ECP reeds op 31 januari 2008 op de hoogte was dat [bedrijf 2] ten onrechte btw in rekening bracht over de vanaf begin 2008 aan ECP verkochte auto’s die in Spanje werden geleverd en dat ECP geen recht had op teruggave van deze btw.’
Bovendien is ook de kennis van de handelaar zelf van belang. De belastingadviseur en het belastingadvieskantoor voerden aan dat de handelaar in 2007 en 2008 al ruime ervaring had met internationale autohandel en, dientengevolge, met het Europese systeem van btw-heffing op internationale handel in gemotiveerd in eerste aanleg of hoger auto’s. Het hof oordeelt dat de handelaar die stelling niet (voldoende) heeft weersproken. ‘Het staat vast dat [appellante] vanaf 1986 via [bedrijf 1] heeft gehandeld in nieuwe en gebruikte auto’s, dat oorspronkelijk de auto’s uitsluitend in Italië werden ingekocht en verkocht en dat vanaf 2005 ook auto’s werden ingekocht in diverse landen binnen de Europese Unie en verkocht in Italië. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt dan niet in te zien dat [appellante] in 2007 en 2008 onbekend was met het Europese systeem van btw-heffing op de handel in auto’s binnen de Europese Unie. Het hof neemt deze kennis van [appellante] daarom als vaststaand aan en rekent die toe aan ECP, nu [appellante] in de onderhavige zaak via ECP handelde in auto’s. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden, zijn niet (voldoende gemotiveerd) gesteld door [appellante].’
De handelaar kan de belastingadviseur daarom niet verwijten dat hij ECP niet spontaan nader heeft geadviseerd toen vanaf begin 2008 de gekochte auto’s niet meer in Nederland aan ECP werden geleverd. Een dergelijk nader advies was immers niet nodig, gezien de eigen kennis van ECP. De handelaar heeft geen (voldoende) relevante feiten en omstandigheden gesteld, die desondanks ertoe zouden kunnen leiden dat de belastingadviseur een (juridische) plicht tot nadere advisering op eigen initiatief had, waarvan niet-nakoming tot schadevergoeding leidt.
De gevorderde schadeposten van ECP worden dan ook afgewezen.