Een gemengd gebruikte personenauto vormt verplicht privévermogen als het privégebruik daarvan in het aantal gereden privékilometers op jaarbasis 90 procent of meer bedraagt van het totale gebruik, oordeelt de Hoge Raad. De grens van 500 privékilometers op jaarbasis heeft alleen betrekking op de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen, niet op de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht privévermogen.
De belanghebbende in de zaak bij de Hoge Raad drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Hij heeft onder meer een personenauto, die hij in 2012 tot en met 2015 tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend. In elk van deze jaren is met de personenauto 22.000 kilometer gereden.
Ondernemings- of privévermogen
Het geschil met de fiscus draait om de vraag of het de ondernemer vrij stond de personenauto voor de heffing van inkomstenbelasting te etiketteren als ondernemingsvermogen, zoals hij heeft gedaan. De Inspecteur is van mening dat de personenauto tot het verplichte privévermogen van de ondernemer behoort. Hij betwist dat de ondernemer deze auto in enige mate zakelijk heeft gebruikt. Ook stelt hij zich op het standpunt dat het zakelijke gebruik van de personenauto in de onderhavige jaren beperkt is gebleven tot 1.453 kilometer per jaar. Omdat dit minder is dan 10 procent van het totale aantal kilometers per jaar dat met deze auto is gereden, is in dit geval het zakelijke gebruik naar de mening van de Inspecteur te beperkt om een keuze voor etikettering als ondernemingsvermogen te rechtvaardigen.
Oordeel Hof
Het Hof heeft geoordeeld dat een auto verplicht privévermogen vormt als deze uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (voor 90 procent of meer) privé wordt gebruikt, en dus voor minder dan 10 procent zakelijk. Het Hof verwerpt de door de Rechtbank in dit geval gehanteerde grens van 500 kilometer, die de Rechtbank onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0510, heeft ontleend aan de regeling van artikel 3:20 Wet IB 2001 over het autokostenforfait in de inkomstenbelasting. Deze grens geldt naar het oordeel van het Hof alleen voor de beantwoording van de vraag of een auto verplicht ondernemingsvermogen of keuzevermogen vormt. Die grens kan daarom naar het oordeel van het Hof niet worden gebruikt in een omgekeerde situatie zoals de onderhavige, waarin het gaat om de afbakening tussen verplicht privévermogen en keuzevermogen.
Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een of meer van de onderhavige jaren ten minste 2.200 zakelijke kilometers (dat is ten minste 10 procent van het totale aantal kilometers) met de personenauto heeft gereden. Op grond daarvan is het Hof tot de slotsom gekomen dat de personenauto in de onderhavige jaren verplicht privévermogen vormt.
Hoge Raad
De klachten in cassatie falen aangezien het bestreden oordeel van het Hof juist is, oordeelt de Hoge Raad. Een personenauto die zowel voor ondernemingsdoeleinden als voor privédoeleinden wordt gebruikt, behoort in beginsel tot het keuzevermogen van de belastingplichtige. De rechtsregel die voortvloeit uit het arrest van 14 maart 2001 houdt in dat zo’n gemengd gebruikte personenauto niet tot het keuzevermogen behoort en niet tot het privévermogen mag worden gerekend, maar verplicht ondernemingsvermogen vormt, als het aantal gereden privékilometers op jaarbasis minder bedraagt dan (thans) 500 kilometer. Dat is de grens waaronder voor de heffing van inkomstenbelasting geen onttrekking als bedoeld in artikel 3.20, lid 1, Wet IB 2001 in aanmerking hoeft te worden genomen. Het Hof is terecht ervan uitgegaan dat deze rechtsregel alleen betrekking heeft op de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen. Die regel geldt dan ook niet in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht privévermogen.
De Hoge Raad merkt op dat de rechtsregel uit het arrest van 14 maart 2001 verder alleen geldt in gevallen waarin het aantal gereden zakelijke kilometers het aantal gereden privékilometers overtreft. In alle andere gevallen gelden de gebruikelijke regels van vermogensetikettering. Deze houden in dat de grenzen van de redelijkheid worden overschreden indien de belastingplichtige een zaak tot zijn ondernemingsvermogen rekent hoewel die zaak uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (dat wil zeggen voor 90 procent of meer) voor privédoeleinden wordt gebruikt. Met betrekking tot een gemengd gebruikte personenauto betekent dit dat deze auto verplicht privévermogen vormt als het privégebruik daarvan, dat tot uitdrukking komt in het aantal gereden privékilometers op jaarbasis, 90 procent of meer bedraagt van het totale gebruik, dat tot uitdrukking komt in het totale aantal gereden kilometers.